ECLI:NL:RBLIM:2023:7621

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
10593194 EL 23-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak met Dexia Nederland B.V. en wettelijke erfgename van de erflater

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een effectenleaseovereenkomst, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 december 2023 uitspraak gedaan. De eiseres, handelend als wettelijke erfgename van de erflater, heeft Dexia Nederland B.V. aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen. De erflater had in 1998 een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, maar na het overlijden van de erflater in 2006 heeft de gemachtigde van de eiseres de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen op verschillende gronden, waaronder misbruik van omstandigheden en wanprestatie. De eiseres vorderde onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden door de erflater als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Spaar Select, niet beschikte over de benodigde vergunning voor beleggingsadvies. De rechtbank oordeelde dat er voldoende causaal verband was tussen het onrechtmatig handelen van Dexia en de schade die de erflater heeft geleden. Dexia's verweer dat de vordering van de eiseres was verjaard, werd verworpen. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft Dexia ook in de proceskosten veroordeeld. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10593194 EL 23-10
vonnis van de kantonrechter van 14 december 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie],
handelend, ten behoeve van de gemeenschap, in haar hoedanigheid van wettelijke erfgename van [erflater] , (hierna te noemen: [erflater] )
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 843a Rv.
1.2.
Dexia heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie ingediend en evenmin gereageerd op de ingediende incidentele conclusie.
1.3.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[erflater] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop [erflater] als [erflater] stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
24002569
29-07-1998
Direct Rendement Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
22-11-2012
- € 5.032,34
Nee, kwijtgescholden door Dexia
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [erflater] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 11.269,30 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Het behaalde negatieve resultaat van € 5.032,34 is door Dexia kwijtgescholden. Volgens die opgave heeft [erflater] € 1.705,30 aan dividenden ontvangen en € 1.348,19 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
[erflater] is op [overlijdensdatum] 2006 overleden.
2.5.
De gemachtigde van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] , Leaseproces, heeft bij brief van 25 mei 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en het incident

3.1.
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] vordert, na wijziging van eis, (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen het aanvraagformulier aan [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [erflater] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [erflater] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade aan [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] van al datgene dat [erflater] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [erflater] gesloten overeenkomst met nummer 24002569 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] verschuldigd is,
 [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van
25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[erflater] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[erflater] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van
10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was.
In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van
10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [erflater] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [erflater] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“In deze zaak gaat het om wijlen [erflater] (hierna te noemen: 'contractant') die – op advies van een
financieel adviseur van Spaar Select – een Direct Rendement Effect overeenkomst heeft
afgesloten bij Bank Labouchere. Contractant is voor het eerst in contact gekomen met de adviseur van Spaar Select, doordat een medewerker van Spaar Select ongevraagd bij hem voor de deur stond. Tijdens een kort gesprek met de medeweker van Spaar Select heeft de medewerker gevraagd of contractant interesse had in het horen over de mogelijkheden van vermogensopbouw. Contractant was hierin geïnteresseerd. Vervolgens is een financieel adviesgesprek bij contractant thuis ingepland. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur allereerst zijn visitekaartje overhandigd. Dit visitekaartje wordt overgelegd als productie (…) Vervolgens informeerde de adviseur naar de wensen en financiële situatie van contractant. Zo is gesproken over het dienstverband, spaargeld, salaris en woonsituatie van contractant. Contractant maakte kenbaar dat hij vermogen wilde opbouwen om zijn financiële reserve op te bouwen en zijn pensioen aan te vullen. De adviseur gaf aan dat hij hier een geschikt product voor had en adviseerde om het Direct Rendement Effect product af te sluiten, daar dit een veilige manier zou zijn om vermogen op te bouwen. Volgens de adviseur zou de overeenkomst na enkele jaren een aanzienlijk kapitaal opleveren. De adviseur adviseerde om een maandbetaling van ongeveer NLG 150,- voor de Direct Rendement Effect overeenkomst te doen. Volgens de adviseur kon contractant zijn salaris aanwenden voor de maandelijkse inleg in het Direct Rendement Effect. De adviseur heeft contractant niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft de adviseur er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan. Als contractant had geweten van deze risico's, dan had hij de overeenkomst niet afgesloten. Contractant had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten. Contractant vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. Contractant heeft het Direct Rendement contract afgesloten en hierbij maandelijks een bedrag van NLG 151,65 betaald. Om de maandelijkse inleg te voldoen, heeft contractant daadwerkelijk zijn salaris gebruikt voor de Direct Rendement overeenkomst. De adviseur heeft zorggedragen voor de aanvraag voor de overeenkomst. Daarnaast heeft de adviseur ervoor gezorgd dat de getekende overeenkomst in goede orde bij Bank Labouchere is aangekomen.”
4.8.
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 29 juli 1998 op naam van [erflater] , mede ondertekend door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] , met contractnummer 24002569, voorzien van het adviseursnummer:
ATP306-Spaar Select B.V.,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat:
“ [naam] , Financieel Adviseur (…)”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [erflater] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [erflater] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [erflater] , had zij behoren te weten dat [erflater] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [erflater] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [erflater] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [erflater] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie]4.12. De door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [erflater] heeft gehandeld door [erflater] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [erflater] niet alleen als klant aanbracht maar [erflater] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door [erflater] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] , behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] heeft gesteld dat Dexia bij de berekening van het fiscale voordeel is uitgegaan van het verkeerde belastingtarief (50%) voor het jaar 1998 en zij heeft ter onderbouwing van die stelling gewezen op de aangifte inkomstenbelasting van [erflater] van 1998. Nu deze stelling onweersproken is gebleven dient voor 1998 derhalve te worden uitgegaan van een aftrekbare rente in de eerste schijf van 36,35%.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
in het incident
4.15.
[eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier. Uit het voorgaande volgt dat [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij dit stuk in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten worden als na te melden gecompenseerd.
vorderingen van Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Omdat [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] gevallen. De proceskosten van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 875,14, en in reconventie op nihil.
4.18.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [erflater] heeft gehandeld door [erflater] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [erflater] niet alleen als klant aanbracht maar [erflater] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 875,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.6.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie in het indident, verweerster in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FG

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.