Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 9 april 2025;
 - conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, alsmede een incidenteel verzoek;
 - de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
 - de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie:
 - de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
 
3. De feiten
4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en het verzoek in het incident
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- kopieën van de aanvraagformulieren van 30 augustus 2001 op naam van [eiser] , waarop bij bij “Naam adviseur” “
[A]” is vermeld en ATP-nummer [nummer] is ingevuld,
“Adviseur ATP [nummer] - [onderneming],
- een kopie van een bankafschrift van Direktbank van 29 april 2004 waaruit blijkt van een rentekrediet op naam van [eiser] .
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
 - dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
 - dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
 - dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
 
€ 135,00