Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 2 april 2025, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident, tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en in het incident;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
3. De feiten
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij 1] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
“Adviseur: ATP [nummer] - [onderneming],
- een kopie van een uittreksel van de KvK van 11 april 2022 met als beschrijving van de werkzaamheden ‘
Bemiddeling bij de totstandkoming van verzekeringen, financieringen, hypotheken, pensioenen, spaargelden (…)’.
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
€ 135,00