Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 5 maart 2025;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
3. De feiten
4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en het verzoek in het incident
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij 1] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van de overeenkomst van 5 april 2000 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur:ATP [nummeraanduiding 2] [onderneming],
- een kopie van een cashflowoverzicht met betrekking tot een Profit Effect met een maandbedrag van € 340,35.
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
€ 135,00