ECLI:NL:RBOBR:2014:4975
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan vennootschap en eenmanszaak wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap en een eenmanszaak enerzijds, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid anderzijds. De vennootschap en de eenmanszaak kregen afzonderlijk boetes opgelegd van respectievelijk € 88.000,- en € 44.000,- wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank oordeelde dat de vennootschap en de eenmanszaak beide als werkgever zijn aangemerkt en dat zij elk afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de overtredingen. De eisers voerden aan dat de boetes niet evenredig waren en dat er sprake was van een verminderde mate van verwijtbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete aan de vennootschap niet onevenredig was, maar dat de boete aan de eenmanszaak, gezien de financiële situatie, wel onevenredig was. De rechtbank heeft de boete voor de eenmanszaak met 50% gematigd tot € 22.000,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending was van de redelijke termijn en dat het beroep van de vennootschap ongegrond was, terwijl het beroep van de eenmanszaak gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de eenmanszaak en het betaalde griffierecht vergoed.