ECLI:NL:RBOBR:2023:5630

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10166618 EL 22-94
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia en eisers

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Eindhoven, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. inzake effectenleaseovereenkomsten. De procedure begon met een dagvaarding op 21 oktober 2022, gevolgd door verschillende conclusies van partijen. De eisers hebben in totaal drie leaseovereenkomsten ondertekend met Dexia, waarbij zij als lessee stonden vermeld. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld, maar eisers hebben gesteld dat zij onrechtmatig zijn behandeld en dat Dexia tekort is geschoten in haar verplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door eisers als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon, Spaar Select, geen vergunning had voor het geven van beleggingsadvies. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van huurkoop en dat Dexia haar zorgplichten heeft geschonden. De vorderingen van eisers zijn toegewezen, en Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor Dexia, die als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10166618 EL 22-94
vonnis van de kantonrechter van 23 november 2023
in de zaak van
[eiser 1]en
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Eisende partijen worden hierna gezamenlijk ‘ [eisers] ’ (mannelijk enkelvoud) genoemd en afzonderlijk met ‘ [eiser 1] ’ en ‘ [eiser 2] ’ aangeduid. Gedaagde partij wordt hierna ‘Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2022 van [eisers] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [eisers] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [eisers]
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnr. I]
19-05-1999
Overwaarde Effect
II.
[contractnr. II]
19-05-1999
Overwaarde Effect
III.
[contractnr. III]
25-05-1999
Overwaarde Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
23-06-2004
Aandelen overgenomen tegen betaling van € 19.445,41 aan restant hoofdsom
II.
23-06-2004
Aandelen overgenomen tegen betaling van € 19.445,41 aan restant hoofdsom
III.
23-06-2004
Aandelen overgenomen tegen betaling van € 38.847,27 aan restant hoofdsom
2.3.
Tussen [eiser 1] en Dexia is verder op 24 november 2000 de leaseovereenkomst genaamd ‘Overwaarde Effect’ tot stand gekomen. [eiser 1] en Dexia hebben met betrekking tot deze overeenkomst een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 44.590,88 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisers] een bedrag van
€ 10.237,39 aan dividenden en een bedrag van € 532,44 aan uitkering van Dexia ontvangen. De opgave van Dexia vermeldt een door [eisers] genoten bedrag aan fiscaal voordeel van € 6.912,98. Bij het einde van de overeenkomsten heeft Dexia de onderliggende effecten aan [eisers] uitgeleverd en heeft [eisers] in totaal € 77.738,09 aan restant hoofdsom aan Dexia betaald. Op 18 maart 2012 heeft Dexia een bedrag van € 25.986,16 aan [eisers] uitgekeerd.
2.5.
De gemachtigde van [eisers] , Leaseproces, heeft bij brief van 24 augustus 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eisers] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eisers] schade heeft gelden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is de schade aan [eisers] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers] van al datgene dat [eisers] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers] , met wettelijke rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering in de hoofdzaak, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eisers]
gesloten overeenkomsten met nummers [contractnr. I] , [contractnr. II] en [contractnr. III] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisers] verschuldigd is,
2. [eisers] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers]
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers] heeft schade geleden, bestaande uit in ieder geval betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisers] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] , waarop partijen hebben kunnen reageren, heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In 1999 werd [eisers] aan de deur benaderd door een medewerker van Spaar Select. De medewerker vroeg [eisers] of hij interesse had in een vrijblijvend financieel adviesgesprek met een financieel adviseur van Spaar Select. [eisers] stemde hiermee in. De kinderen van [eisers] waren ook aanwezig bij het gesprek.
Tijdens het huisbezoek vroeg de adviseur, [A] (hierna: de adviseur), naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eisers] Ten aanzien van de financiële situatie is het spaargeld van [eiser 1] en zijn kinderen besproken. Met de adviseur is gesproken over de wens van [eisers] om vermogen op te bouwen om eerder te kunnen stoppen met werken. Daarnaast wilde hij zijn zoon en dochter helpen om vermogen op te bouwen voor later. De zoon van [eisers] wilde namelijk geneeskunde studeren en de dochter van [eisers] wilde zelf een huis (laten) bouwen. De adviseur stelde dat dit mogelijk was met behulp van het Overwaarde Effect product van Bank Labouchere.
[eisers] kon volgens de adviseur zijn spaargeld aanwenden voor de vooruitbetaling van de inleg van de overeenkomst. De adviseur adviseerde om voor de overeenkomst van [eisers] NLG 48.000,00 vooruit te betalen. Tevens adviseerde de adviseur om een overeenkomst voor zijn zoon en een overeenkomst voor zijn dochter af te sluiten met ieder een vooruitbetaling van NLG 24.000,00. Deze overeenkomsten zouden deels van het eigen spaargeld van de zoon en dochter van [eisers] worden betaald. [eisers] zou deze bedragen verder aanvullen tot NLG 24.000,00. Volgens de adviseur zou [eisers] met deze producten voldoende vermogen opbouwen om zijn doelstellingen te bereiken. De adviseur stelde dat dit een veilige manier was om vermogen op te bouwen omdat er belegd zou worden in stabiele, rendabele fondsen. De adviseur liet middels rekenvoorbeelden in een map die hij mee had zien welke rendementen [eisers] uit de overeenkomsten kon verwachten. Deze map heeft de adviseur weer meegenomen.
4.8.
[eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 5 mei 1999 op naam van [eisers] betreffende het Overwaarde Effect product met een vooruitbetaling van NLG 24.000,00, waarop handgeschreven de gegevens van [eisers] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnr. I] ’ staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer ‘ [nr.] ’, het logo van Spaar Select en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [A] ’ vermeld. Het aanvraagformulier draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”,
- een kopie van de overeenkomst van 19 mei 1999 met contractnummer [contractnr. I] op naam van [eisers] , genaamd ‘Overwaarde Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[nr.] -Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. De overeenkomst draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”,
- een kopie van het aanvraagformulier van 12 mei 1999 op naam van [eisers] betreffende het Overwaarde Effect product met een vooruitbetaling van NLG 24.000,00, waarop handgeschreven de gegevens van [eisers] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnr. II] ’ staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer ‘ [nr.] ’, het logo van Spaar Select en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [A] ’ vermeld. Het aanvraagformulier draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”,
- een kopie van de overeenkomst van 19 mei 1999 met contractnummer [contractnr. II] op naam van [eisers] , genaamd ‘Overwaarde Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[nr.] Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. De overeenkomst draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”,
- een kopie van het aanvraagformulier van 5 mei 1999 op naam van [eisers] betreffende het Overwaarde Effect product met een vooruitbetaling van NLG 48.000,00, waarop handgeschreven de gegevens van [eisers] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnr. III] ’ staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer ‘ [nr.] ’, het logo van Spaar Select en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [A] ’ vermeld. Het aanvraagformulier draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”,
- een kopie van de overeenkomst van 25 mei 1999 met contractnummer [contractnr. III] op naam van [eisers] , genaamd ‘Overwaarde Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[nr.] Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst: “
SPAAR SELECT [A](…)”. De overeenkomst draagt een faxregel met de tekst: “
Afzender: SPAARSELECT EINDHOVEN”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisers] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eisers] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisers] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eisers] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers] , had zij behoren te weten dat [eisers] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vordering van [eisers]4.12. De door [eisers] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia voorts gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [eisers] te vergoeden.
(fictieve) restschuld
4.13.
Dexia voert aan dat geen schade in de vorm van restschuld is ontstaan, omdat de waardedaling van de aandelen na overname door [eisers] niet toegerekend kan worden aan enige gedraging van Dexia. Die waardedaling vloeit voort uit de eigen, onverplichte keuze van [eisers] om de aandelen van Dexia over te nemen, aldus Dexia. Hierin wordt Dexia niet gevolgd. [eisers] stelt dat de schade onder meer bestaat uit het bedrag dat hij bij de beëindiging van de overeenkomsten meer moest betalen dan de waarde van de aandelen bij overname daarvan teneinde de verschuldigde restant hoofdsom te voldoen. Anders dan Dexia betoogt, is dit nadeel een nadelig financieel gevolg van het aangaan van de overeenkomst. Dat [eisers] niet gekozen heeft voor de verkoop van de aandelen onder verrekening van de verkoopopbrengst met de restant hoofdsom, maar voor uitlevering van de aandelen tegen aflossing van de restant hoofdsom, maakt het causaal verband niet anders.
4.14.
[eisers] heeft de totale (fictieve) restschuld vastgesteld op € 28.126,51. Dexia heeft zich niet verweerd tegen deze berekening, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.
4.15.
De verdere door [eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers] , behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910).
De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
[eisers] heeft Dexia verzocht om de jaaropgaven van de jaren 1999 en 2000 over te leggen, zodat hij kan controleren of Dexia een juist bedrag aan aftrekbare rente heeft gehanteerd. Dexia heeft gesteld niet meer over deze jaaropgaven te beschikken. Het is aan [eisers] , die geacht mag worden over zijn eigen fiscale informatie te beschikken om concreet aan te geven welk bedrag aan fiscaal voordeel hij heeft genoten. Nu hij dit heeft nagelaten zal worden uitgegaan van de juistheid van het door Dexia berekende bedrag.
4.17.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vorderingen Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Omdat [eisers] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eisers] gevallen. De proceskosten van [eisers] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 871,03 en in reconventie op nihil.
4.20.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [eisers] te vergoeden,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eisers] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13. en volgende,
5.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 871,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: CS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.