Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaak tussen
2. [eiser 2]
[naam]uit [woonplaats] (de derde-partij)
Samenvatting
Procesverloop
derde-partij.
Beoordeling door de rechtbank
16 februari 2023 een controle uitgevoerd op het bedrijf. De toezichthouders hebben daarbij geconstateerd dat er bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd aan stal 3. De melkruimte (melkstal, ruimte voor melkinstallatie en wachtruimte) wordt verbouwd en wordt ook groter. Het bestaande gedeelte is gesloopt en wordt herbouwd, maar ook ongeveer 4 meter naar voren uitgebouwd. Er wordt ruimte gemaakt voor een automatische melkinstallatie in plaats van de vergunde carrousel. Daarnaast is geconstateerd dat de hoogte van de herbouwde stal hoger is dan vergund. Tevens is aan de hand van de aanwezige bouwtekeningen geconstateerd dat de nieuw te bouwen stal de maximaal toegestane goothoogte overschrijdt. Verder is geconstateerd dat de inrichting gedeeltelijk in afwijking van de vergunde milieusituatie is opgericht dan wel wordt opgericht en in werking is. Dit is in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder a, c en e, van de Wabo. De toezichthouders hebben daarom op dat moment mondeling een bouwstop opgelegd aan eisers.
17 maart 2023, 24 maart 2023, 31 maart 2023, 7 april 2023, 14 april 2023,
21 april 2023, 26 april 2023, 5 mei 2023, 12 mei 2023, 19 mei 2023, 26 mei 2023,
1 juni 2023 en 9 juni 2023. In deze periode is door het college geconstateerd dat er zes maal vergunningplichtige werkzaamheden zijn uitgevoerd, namelijk bij de controle op 7 maart 2023, 17 maart 2023, 24 maart 2023, 26 april 2023, 1 juni 2023 en 9 juni 2023. Eisers hebben daarom volgens het college zes keer een dwangsom verbeurd. Op 17 juli 2023 heeft het college eisers laten weten voornemens te zijn over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen. Met het invorderingsbesluit van 15 februari 2024 is het college bij eisers overgegaan tot invordering van verbeurde dwangsommen van in totaal € 30.000,-. Het college heeft daarna op verzoek van eisers de betaaltermijn opgeschort, tot de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep van eisers.
artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen de last onder dwangsom ook betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Het college heeft daarom het invorderingsbesluit doorgezonden aan de rechtbank. Eisers hebben gronden tegen het invorderingsbesluit ingediend. Aan het beroep, gericht tegen het invorderingsbesluit, heeft de rechtbank zaaknummer SHE 25/1054 toegekend.
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
De rechtbank is echter met het college van oordeel dat het in dit geval ook geen begunstigingstermijn aan eisers behoefde te geven ten aanzien van de last onder dwangsom. Een begunstigingstermijn wordt gegeven om de overtreder de tijd te geven om de overtreding te beëindigen zonder dat direct een dwangsom wordt verbeurd. In veel gevallen kan de overtreding namelijk niet onmiddellijk worden beëindigd. Dat is in het geval van eisers echter wel het geval. De last onder dwangsom houdt namelijk het nalaten van het verder uitvoeren van bouwwerkzaamheden in, en het is onweersproken gelaten dat dit nalaten direct kon geschieden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [9] behoeft, in geval een last onder dwangsom strekt tot het voorkomen van een herhaling van een overtreding, in beginsel aan de last niet een begunstigingstermijn te worden verbonden. Dat eisers het opleggen van de last onevenredig vinden omdat de uitbreiding van de melkstal geen uitstel kon verdragen, doet daar niet aan af. Ook de omstandigheid dat in het primaire besluit staat dat als eisers een vergunningaanvraag indienen dit als legalisatieverzoek wordt meegenomen in het vervolgtraject, houdt naar het oordeel van de rechtbank niet in dat het college toch een begunstigingstermijn aan eisers had moeten geven. Uit het primaire besluit maakt de rechtbank op dat die overweging van het college namelijk betrekking heeft op de bouwstop en niet op het opleggen van de last onder dwangsom. De rechtbank begrijpt uit deze overweging dat de bouwstop beëindigd kan worden door het verkrijgen van een legaliserende omgevingsvergunning.
Deze beroepsgrond kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De hoogte van de dwangsom en de (herstel)termijn zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.32b van de Algemene wet bestuursrecht, op basis van evenredigheid bepaald en worden als redelijk beschouwd met het doel verdere overtreding te voorkomen. Hierbij hebben wij ook de bijlage behorende bij de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen (26 januari 2016) gehanteerd.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
[eiser 2] ;
[eiser 2] ;
[eiser 2] ;
mr.M.J.A.B. Elsman, griffier.