ECLI:NL:RBOVE:2023:4602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
9949363 EL 22-44
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verband met effectenleaseovereenkomst tussen [partij] en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [partij] en Dexia Nederland B.V. over een effectenleaseovereenkomst. [partij] heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen en vordert schadevergoeding. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 juni 2022, gevolgd door verschillende conclusies van partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [partij] schade heeft geleden door het aangaan van de leaseovereenkomsten, die zijn afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select, die niet beschikte over de benodigde vergunning voor beleggingsadvies. De kantonrechter oordeelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [partij] als cliënt te accepteren, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon niet bevoegd was om advies te geven. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding aan [partij], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft Dexia ook veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak is gebaseerd op eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en andere relevante arresten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9949363 EL 22-44
vonnis van de kantonrechter van 9 november 2023
in de zaak van
[partij],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna ‘ [partij] ’ en ‘Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2022 van [partij] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [partij] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [partij] .
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[partij] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer 1]
26-03-1999
Allround Sparen
II.
[contractnummer 2]
06-03-2000
Allround Sparen
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
20-05-2005
- € 470,07
II.
09-03-2005
- € 10.587,73
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [partij] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 26.750,31 aan maandtermijnen en een bedrag van € 11.057,80 aan restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [partij] geen dividenden ontvangen. Op 13 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van
€ 9.954,44 aan [partij] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente
2.4.
De gemachtigde van [partij] , Leaseproces, heeft bij brief van 18 januari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[partij] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk, namelijk voor zover Dexia bij conclusie van antwoord de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten niet in het geding brengt, Dexia op grond van artikel 843a Rv zal veroordelen om [partij] een afschrift van het aanvraagformulier te vertrekken,
- onvoorwaardelijk:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [partij] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [partij] schade heeft gelden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is de schade aan [partij] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [partij] van al datgene dat [partij] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [partij] , met wettelijke rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering in de hoofdzaak, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [partij]
gesloten overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [partij] verschuldigd is,
2. [partij] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [partij] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[partij] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [partij] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[partij] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] , waarop partijen hebben kunnen reageren, heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [partij] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [partij] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [partij] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [partij] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[partij] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In 1999 heeft [partij] per post een folder van Spaar Select ontvangen. Naar aanleiding van deze folder heeft [partij] telefonisch contact opgenomen met Spaar Select. [partij] wilde vermogen opbouwen voor de studie van zijn kinderen en was benieuwd naar de mogelijkheden. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een vrijblijvend adviesgesprek in te plannen met een financieel adviseur, te weten de heer [naam 1] (hierna: adviseur [naam 1] ). Er hebben meerdere adviesgesprekken plaatsgevonden bij [partij] thuis. De echtgenote van [partij] was bij de gesprekken aanwezig.
Tijdens de gesprekken heeft adviseur [naam 1] geïnformeerd naar de financiële wensen van [partij] . [partij] gaf aan dat hij wilde sparen voor de studie van zijn kinderen. Adviseur [naam 1] gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [partij] om een Allround Sparen overeenkomst af te sluiten.
Adviseur [naam 1] zette zijn advies kracht bij door middel van een brochure, die hij aan [partij] heeft laten zien. Hiermee liet adviseur [naam 1] zien wat voor rendementen er uit de overeenkomst zouden komen. In samenspraak met adviseur [naam 1] is gekozen voor een maandelijkse inleg van NLG 150,00. Dit bedrag kon [partij] missen per maand. Volgens adviseur [naam 1] zou de doelstelling van [partij] gegarandeerd behaald worden met de voorgespiegelde rendementen.
De adviseur heeft het aanvraagformulier ingevuld tijdens een huisbezoek en laten ondertekenen door [partij] . Vervolgens heeft adviseur [naam 1] de overeenkomst tijdens een volgend huisbezoek door [partij] laten ondertekenen. Adviseur [naam 1] heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden. Vervolgens heeft [partij] het AEX Plus Certificaat ontvangen per post.
In 2000 heeft een financieel adviseur van Spaar Select, te weten de heer [naam 2]
(hierna: adviseur [naam 2] ), telefonisch contact opgenomen met [partij] . Adviseur [naam 2] gaf aan dat het goed ging met de eerder afgesloten overeenkomst en stelde voor om een adviesgesprek in te plannen om te spreken over de mogelijkheden om meer vermogen op te bouwen. [partij] heeft hiermee ingestemd en er hebben vervolgens meerdere adviesgesprekken plaatsgevonden met adviseur [naam 2] bij [partij] thuis. De echtgenote van [partij] was wederom bij de gesprekken aanwezig.
Tijdens de gesprekken heeft adviseur [naam 2] geïnformeerd naar de financiële situatie, hypothecaire situatie en financiële wensen van [partij] . Zo is met adviseur [naam 2] gesproken over het inkomen en besproken dat de rentevaste periode van zijn annuïteiten hypotheek afliep. Daarnaast is met adviseur [naam 2] gesproken dat hij nog steeds de wens had om te sparen voor de studie van zijn kinderen en dat hij zijn keuken wilde renoveren. Adviseur [naam 2] gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde om nog een Allround Sparen overeenkomst af te sluiten.
De adviseur adviseerde [partij] vervolgens over een constructie om de overwaarde op de woning van [partij] op te nemen. De adviseur adviseerde [partij] om een aflossingsvrije hypotheek af te sluiten en de hypotheek op te hogen naar NLG 160.000,00. Het bedrag wat hieruit zou vrijkomen kon [partij] aanwenden voor de vooruitbetaling in de Allround Sparen overeenkomst en voor de renovatie van zijn keuken. De adviseur adviseerde [partij] om een Allround Sparen overeenkomst af te sluiten met een vooruitbetaling van NLG 48.000,00.
Adviseur [naam 2] heeft zijn advies ten aanzien van de hypotheek herhaald in een financieel overzicht.
Daarnaast heeft adviseur [naam 2] zijn advies kracht bijgezet door te verwijzen naar de eerder ontvangen brochure. Adviseur [naam 2] wees naar de prognoses in de brochure die aangaven wat er uit de overeenkomst zou komen. Adviseur [naam 2] liet zien dat er met een vooruitbetaling van NLG 48.000,00 na vijf jaar al een bedrag van NLG 144.817,00 uit de overeenkomst kon komen. Met dit bedrag kon [partij] de extra opgenomen hypotheek aflossen en zou er een mooi bedrag overblijven voor de studie van de kinderen.
Adviseur [naam 2] heeft het aanvraagformulier door [partij] laten ondertekenen tijdens een huisbezoek. Vervolgens heeft adviseur [naam 2] de overeenkomst tijdens een opvolgend huisbezoek door [partij] laten ondertekenen. Adviseur [naam 2] heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden. Tevens heeft adviseur [naam 2] de aanvraag van de hypotheek verzorgd. [partij] hoefde alleen de hypotheekakte te ondertekenen. [partij] heeft het AEX Plus Certificaat per post ontvangen.
4.8.
[partij] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 23 maart 1999 op naam van [partij] betreffende het Allround Sparen product met een maandelijkse inleg van NLG 150,00, waarop handgeschreven de gegevens van [partij] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnummer 1] ’ staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer ‘[atp-nummer]’ en het logo van Spaar Select. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [naam 1] ’ vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 26 maart 1999 met contractnummer [contractnummer 1] op naam van [partij] , genaamd ‘Allround Sparen’ en voorzien van het adviseursnummer:
[atp-nummer],
- een kopie van het aanvraagformulier van 17 februari 2000 op naam van [partij] betreffende het Allround Sparen product met een vooruitbetaling van NLG 48.000,00, waarop handgeschreven de gegevens van [partij] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnummer 2] ’ handgeschreven staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer ‘[atp-nummer]’, het logo van Spaar Select en een stempel met de tekst: “
Spaar Select B.V. [naam 2](…)”. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [naam 2] ’ vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 6 maart 2000 met contractnummer [contractnummer 2] op naam van [partij] , genaamd ‘Allround Sparen’ en voorzien van het adviseursnummer:
[atp-nummer]. De overeenkomst draagt een faxregel met de tekst: “
SpaarSelect Arnhem”,
- een kopie van een brochure van het Allround Sparen product, voorzien van het logo van Spaar Select, waarin de werking, voordelen en rendementen van het Allround Sparen product zijn uitgewerkt,
- een kopie van een aan [partij] gerichte brief van 23 april 1999, opgemaakt op het briefpapier van Spaar Select, waarin te lezen valt: “
Het doet ons genoegen u het AEX Plus Certificaat te mogen zenden met daarop onder andere uw beginkoers.(…)
Wij verzoeken u het Certificaat zorgvuldig bij uw Allround Sparen overeenkomst te bewaren.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met uw financieel adviseur, [naam 1] .(…)
Met vriendelijke groet,
Spaar Select B.V.”,
- een kopie van een aan ‘meneer en mevrouw [partij] ’ gericht ongedateerd financieel stuk met opschrift ‘Hypotheek-verbetering’, waarin aan de hand van de daarin omschreven doelen het voorstel wordt gedaan om een nieuwe hypothecaire geldlening aan te gaan van in totaal
NLG 160.000,00. Als bestedingsdoelen worden vermeld: “
Vooruitbetaling ARS 48.000,00
Verbouwing 54.400,00”,
- een kopie van een offerte van 4 februari 2000 op naam van [partij] en zijn echtgenote van Bouwfonds Hypotheken B.V. betreffende een hypothecaire geldlening van NLG 160.000,00 waarvoor ter zekerheid ten behoeve van Bouwfonds Hypotheken B.V. een recht van eerste hypotheek wordt verleend. Bovenaan de offerte valt te lezen: “
Bemiddeling via: Hypotheek Select(…)”,
- een kopie van een aan [partij] en zijn echtgenote gerichte brief van 12 april 2000 van een notariskantoor betreffende de rectificatie van een hypotheekakte die op 16 maart 2000 door [partij] en zijn echtgenote is ondertekend,
- een kopie van een aan [partij] gerichte brief van 21 maart 2000, opgemaakt op het briefpapier van Spaar Select, waarin te lezen valt:
Het doet ons genoegen u het AEX Plus Certificaat te mogen zenden met daarop onder andere uw beginkoers.(…)
Wij verzoeken u het Certificaat zorgvuldig bij uw Allround Sparen overeenkomst te bewaren.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met uw financieel adviseur, [naam 2] .(…)
Met vriendelijke groet,
Spaar Select B.V.”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [partij] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [partij] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [partij] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [partij] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[partij] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [partij] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [partij] , had zij behoren te weten dat [partij] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [partij] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [partij] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [partij] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vordering van [partij]4.12. De door [partij] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [partij] heeft gehandeld door [partij] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [partij] niet alleen als klant aanbracht maar [partij] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia voorts gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [partij] te vergoeden.
4.13.
De als gevolg hiervan door [partij] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [partij] , behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910).
De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
[partij] heeft Dexia verzocht de jaaropgaven van de jaren 1999 en 2000 in het geding te brengen, teneinde de hoogte van de aftrekbare rente te kunnen controleren. Het mocht echter van [partij] worden verwacht om over zijn eigen financiële administratie te beschikken. Dat Dexia in een andere procedure wellicht een onjuist bedrag aan aftrekbare rente heeft aangevoerd, betekent geenszins dat dit het geval is in de onderhavige procedure. [partij] heeft verder de juistheid van de belastingschijven die Dexia in haar eerste financieel overzicht hanteert betwist en ter onderbouwing daarvan biljetten van een proces van de jaren 1999 en 2000 overgelegd. Dexia heeft vervolgens – in overeenstemming met de door [partij] opgeworpen belastingschijven – haar financieel overzicht aangepast. Het fiscaal voordeel wordt vastgesteld op € 1.708,76.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [partij] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
4.16.
[partij] vordert (voorwaardelijk) Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier behorende bij de overeenkomst met nummer [contractnummer 2] (zo begrijpt de kantonrechter). Dexia heeft het aanvraagformulier bij conclusie van antwoord overgelegd, zodat de vordering geen beoordeling behoeft.
vorderingen Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.18.
Omdat [partij] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [partij] gevallen. De proceskosten van [partij] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 1.478,03 en in reconventie op nihil.
4.19.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [partij] heeft gehandeld door [partij] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [partij] niet alleen als klant aanbracht maar [partij] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [partij] te vergoeden,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [partij] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13. en volgende,
5.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 1.478,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [partij] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: CS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.