Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaken tussen
[naam eiser] , te [plaats] , eiser,
[naam verweerder] , verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
bij aanvang van de werkzaamhedenna te gaan of aan de voorschriften van de Wav wordt voldaan.” (onderstreping toegevoegd). In de Afdelingsuitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1957) is louter geoordeeld dat de normen uit het eerste en vijfde lid van artikel 1d van het BuWav materieel bezien duidelijk zijn; dat wil zeggen dat duidelijk is dat een werkgever van een kennismigrant het loon maandelijks giraal moet uitbetalen. Ook deze uitspraak maakt niet duidelijk welke groep werknemers de wijziging van 1 januari 2014 betreft. Deze duidelijkheid had verweerder wel moeten verschaffen nu bepaalde aspecten van de regeling wezen op blijvende geldigheid van het ten tijde van de aanvang van het dienstverband geldende regeling (in dit geval: die van 2012): het looncriterium van het jaar waarin de kennismigrant tewerk is gesteld blijft onverkort van toepassing, de indexering in het looncriterium van 2012 en de strekking van art. 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Gesteld noch gebleken is dat verweerder zodanige informatie heeft verstrekt, dat eiser had moeten begrijpen dat de wijzigingen van 1 januari 2014 ook relevant waren voor voordien aangegane werkverbanden.
Het moet kenbaar en duidelijk uit de Wav of het BuWav volgen bij overtreding van welke regels boeteoplegging volgt. Op grond van het voorgaande kon eiser - ook bij de oplettendheid waartoe hij is verplicht (zie de aangehaalde overweging 3.4 uit de Afdelingsuitspraak van 31 januari 2018) - redelijkerwijze denken, dat de nieuwe voorschriften van 1 januari 2014 niet golden voor bestaande dienstverbanden.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I;
- herroept het primaire besluit I en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit I;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 360,- vergoedt;
- veroordeelt de [naam instantie] ( [departement] ) tot betaling van een schadevergoeding van € 1000,- aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- .