In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 15 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en [verweerster] over de beëindiging van een leer-/arbeidsovereenkomst. [verzoekster] was op 22 november 2021 in dienst getreden bij [verweerster] op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd, die zou eindigen op 31 mei 2022. Na een ziekmelding op 18 februari 2022 en een re-integratiegesprek op 29 maart 2022, heeft [verweerster] de overeenkomst per direct ontbonden, omdat zij meende dat [verzoekster] haar opleiding 'on hold' had gezet en daarmee de overeenkomst had opgezegd. [verzoekster] heeft echter betwist dat zij de overeenkomst had opgezegd en heeft verzocht om betaling van achterstallig loon en een transitievergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat de leer-/arbeidsovereenkomst pas op 31 mei 2022 was geëindigd, omdat er geen duidelijke wilsverklaring van [verzoekster] was om de overeenkomst eerder te beëindigen. De kantonrechter wees de loonvordering van [verzoekster] toe voor de periode van 29 maart 2022 tot 1 juni 2022, evenals de transitievergoeding van € 224,70. De wettelijke verhoging over het achterstallige loon werd gematigd tot 10% en de wettelijke rente over de transitievergoeding werd toegewezen vanaf 1 juli 2022. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan [verzoekster].