Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Wet toezicht trustkantoren 2018
Artikel 1. Begripsbepaling
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
cliënt: natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die een trustdienst laat verrichten;
(…)
doelvennootschap: rechtspersoon of vennootschap waaraan de trustdiensten, bedoeld in de onderdelen a en b van de begripsomschrijving van trustdienst, worden verleend;
(…)
trustkantoor: degene die, al dan niet tezamen met andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, beroeps- of bedrijfsmatig een of meer trustdiensten verleent;
uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
(…)
Artikel 23. Verbod op vroegtijdige dienstverlening
1. Het is een trustkantoor verboden een zakelijke relatie aan te gaan of een trustdienst te verlenen, tenzij:
a. het trustkantoor of een introducerende instelling cliëntenonderzoek heeft verricht en dit cliëntenonderzoek heeft geleid tot het in de artikelen 27 tot en met 30a, 33 en 34 bedoelde resultaat en er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de juistheid of volledigheid van dit resultaat;
b. het trustkantoor of een introducerende instelling voldoet aan artikel 37, eerste en tweede lid; en
c. voor zover het cliëntenonderzoek is verricht door een introducerende instelling, het trustkantoor beschikt over de informatie, bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid.
2. Voor zover in paragraaf 4.2 is voorgeschreven dat een trustkantoor in het kader van het cliëntenonderzoek een voortdurende controle op de zakelijke relatie uitoefent, ten einde te verzekeren dat deze overeenkomt met het integriteitrisicoprofiel van de cliënt of doelvennootschap, verzekert een trustkantoor zich er voorafgaand aan het aangaan van een zakelijke relatie van dat het trustkantoor hiertoe in staat zal zijn gedurende de zakelijke relatie.
3. Indien een trustkantoor met betrekking tot een zakelijke relatie niet in staat is te voldoen aan de voorschriften in dit hoofdstuk, beëindigt het trustkantoor de zakelijke relatie.
Artikel 24. Verificatie van de identiteit
In het kader van het cliëntenonderzoek wordt onder het verifiëren van de identiteit verstaan het vaststellen dat de opgegeven identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit van een persoon.
Artikel 11 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27. Cliëntenonderzoek bij trustdienst a en b
Een trustkantoor verricht voor het aangaan van een zakelijke relatie gericht op het verlenen van de trustdiensten, bedoeld in de onderdelen a en b van de begripsomschrijving van trustdienst, alsmede bij het verlenen van die trustdiensten, onderzoek naar de cliënt en de doelvennootschap.
Het onderzoek stelt het trustkantoor in staat om met betrekking tot de doelvennootschap:
a. het integriteitrisicoprofiel van de doelvennootschap vast te stellen;
b. het transactieprofiel van de doelvennootschap vast te stellen;
c. de herkomst van het vermogen van de doelvennootschap vast te stellen;
d. de vermogenspositie van de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen;
e. zoveel mogelijk met zekerheid te bepalen dat het vermogen als bedoeld in onderdeel c en het aan de vermogenspositie verbonden vermogen als bedoeld in onderdeel d uit legitieme bron afkomstig zijn;
f. vast te stellen dat voldaan is aan verplichtingen tot inschrijving van de doelvennootschap, alsmede de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort, in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, of een daarmee vergelijkbaar register in een ander land, en dat voldaan is aan verplichtingen tot het registreren van de uiteindelijk belanghebbenden van die entiteiten;
g. de eigendomsstructuur en de formele zeggenschapsstructuur van de doelvennootschap, alsmede de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort vast te stellen;
h. inzicht te verwerven in de feitelijke zeggenschapsstructuur van de doelvennootschap en deze zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen;
i. de strekking waarmee de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort is opgezet vast te stellen;
j. de herkomst en bestemming van de middelen van de doelvennootschap vast te stellen; en
k. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de verrichte transacties uit te oefenen, teneinde zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen dat deze overeenkomen met de kennis die het trustkantoor heeft van de doelvennootschap, het integriteitrisicoprofiel en het transactieprofiel van de doelvennootschap.
3. Het onderzoek stelt het trustkantoor in staat om met betrekking tot de cliënt:
a. de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt vast te stellen;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de verrichte transacties uit te oefenen teneinde zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen dat deze overeenkomen met het integriteitrisicoprofiel van de cliënt met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de trustdienst worden gebruikt;
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is;
f. zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt, dan wel ten behoeve van een derde; en
g. in voorkomend geval, de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel e, alsmede de derde, bedoeld in onderdeel f, te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
4. Indien de cliënt niet de doelvennootschap of de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap is, verricht het trustkantoor aanvullend onderzoek dat hem in staat stelt om:
a. het integriteitrisicoprofiel van de cliënt vast te stellen;
b. indien de cliënt een rechtspersoon is:
1°. de eigendomsstructuur en de formele zeggenschapstructuur van de cliënt vast te stellen;
2°. inzicht te verwerven in de feitelijke zeggenschapsstructuur van de cliënt en deze zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met zekerheid vast te stellen; en
c. de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap vast te stellen.
Artikel 48 . Last onder dwangsom en bestuurlijke boete
(…)
2. De Nederlandsche Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van:
a. overtreding van bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 5 en 8 gestelde regels;
b. overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
c. het geen dan wel niet tijdig of onvolledig gevolg geven aan een krachtens artikel 47 gegeven aanwijzing.
Artikel 49. Hoogte bestuurlijke boete
Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de verschillende overtredingen de bedragen van de op te leggen bestuurlijke boete vastgesteld, met dien verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 5.000.000, of in gevallen bedoeld in het derde lid, ten hoogste € 10.000.000 bedraagt.
De overtredingen worden gerangschikt in categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Daarbij wordt de volgende indeling gebruikt:
Categorie
Basisbedrag
Minimumbedrag
Maximumbedrag
1
€ 10.000,–
€ 0,–
€ 10.000,–
2
€ 500.000,–
€ 0,–
€ 1.000.000,–
3
€ 2.500.000,–
€ 0,–
€ 5.000.000,–
3. Indien ten tijde van het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, bedraagt de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 10.000.000.
Artikel 61. Publicatie formele maatregel
(…)
4. In afwijking van het eerste lid maakt de Nederlandsche Bank een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete zo spoedig mogelijk openbaar, indien het een bestuurlijke boete betreft ter zake van een overtreding van een voorschrift dat op grond van artikel 49, tweede lid, is gerangschikt in de derde categorie.
Artikel 62. Uitzonderingen publicatieplicht
1. Openbaarmaking op grond van artikel 61 wordt uitgesteld of geschiedt in zodanige vorm dat de openbaar te maken gegevens niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen, voor zover:
a. die gegevens herleidbaar zijn tot een natuurlijke persoon en bekendmaking van zijn persoonsgegevens onevenredig zou zijn;
b. betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;
c. een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopend onderzoek door de Nederlandsche Bank naar mogelijke overtredingen zou worden ondermijnd;
d. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden gebracht.
2. Openbaarmaking op grond van artikel 61 blijft achterwege, indien openbaarmaking overeenkomstig het eerste lid:
a. onevenredig zou zijn gezien de geringe ernst van de overtreding, tenzij het een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete betreft;
b. niet in overeenstemming is met het doel van de opgelegde bestuurlijke sanctie, tenzij het een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete betreft; of
c. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou brengen.
Artikel 75. Overtredingen
Op overtredingen die hebben plaatsgevonden en zijn beëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven de hoofdstukken 7, 7a en 8 van de Wet toezicht trustkantoren van toepassing zoals die luidden onmiddellijk voor het in werking treden van deze wet. Paragraaf 7.2 van deze wet is niet van toepassing op die overtredingen.
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
uiteindelijk belanghebbende: natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht;
(…)
Uitvoeringsbesluit Wwft 2018
Artikel 3, eerste lid onder a, 2o
1. Categorieën van natuurlijke personen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende zijn:
a. in het geval van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap, niet zijnde een vennootschap die als uitgevende instelling is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten als bedoeld in de richtlijn transparantie, dan wel aan vergelijkbare internationale standaarden, met inbegrip van een 100 procent dochtermaatschappij van een dergelijke vennootschap:
(…)
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap;
(…)
e. in het geval van een trust, de volgende natuurlijke personen:
1°. de oprichter of oprichters;
2°. de trustee of trustees;
3°. voor zover van toepassing, de protector of protectors;
4°. de begunstigden, of voor zover de afzonderlijke personen die de begunstigden zijn van de trust niet kunnen worden bepaald dan wel het vijfde lid, tweede volzin van toepassing is, de groep van personen in wier belang de trust hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is; en
5°. elke andere natuurlijke persoon die door directe of indirecte eigendom of via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de trust uitoefent.
Besluit bestuurlijke boete financiële sector
Artikel 1b
1. Onverminderd de artikelen 3:4 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houdt de toezichthouder bij het vaststellen van een bestuurlijke boete in ieder geval rekening met de volgende omstandigheden, voor zover die van toepassing zijn:
a. de ernst en de duur van de overtreding;
b. het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen;
c. de verliezen die derden wegens de overtreding hebben geleden en de schade die is toegebracht aan de werking van de markten of aan de economie in bredere zin;
d. de gevolgen van de overtreding voor het financieel stelsel;
e. de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;
f. eerdere overtredingen van de overtreder;
g. de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;
h. maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.
2. De omstandigheden genoemd in het eerste lid, onderdelen g en h, kunnen slechts tot een verlaging van de bestuurlijke boete leiden.
De toezichthouder stelt een bestuurlijke boete in de tweede of derde categorie vast op het basisbedrag.
De toezichthouder verlaagt of verhoogt het basisbedrag met ten hoogste 50 procent indien de ernst of duur van de overtreding, mede gelet op de omstandigheden genoemd in artikel 1b, onderdelen a tot en met d, een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigen.
De toezichthouder verlaagt of verhoogt het basisbedrag met ten hoogste 50 procent indien de verwijtbaarheid, mede gelet op de omstandigheden genoemd in artikel 1b, onderdelen e en f, een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigen.
De toezichthouder houdt bij het vaststellen van een bestuurlijke boete rekening met de draagkracht van de overtreder.
De toezichthouder kan op basis van het eerste lid of de omstandigheden genoemd in artikel 1b, onderdelen g en h, de op te leggen bestuurlijke boete verlagen met maximaal 100 procent.
Artikel 16
Overtreding van een voorschrift, gesteld in een hierna genoemd artikel van de Wet toezicht trustkantoren 2018, is als volgt beboetbaar:
Artikel
Boetecategorie
…
…
23
3
…
…