ECLI:NL:RBROT:2025:14033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
ROT 24/11382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand op grond van de Opiumwet na aantreffen van hennepgerelateerde goederen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2025, wordt de sluiting van het bedrijfspand van eiser, handelend onder de naam Woma, voor de duur van zes maanden behandeld. De burgemeester van de gemeente Voorne aan Zee had op 26 maart 2024 besloten het pand te sluiten na een integrale controle op 30 januari 2024, waarbij een grote hoeveelheid goederen werd aangetroffen die mogelijk gebruikt konden worden voor grootschalige hennepteelt. Eiser was het niet eens met deze sluiting en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de sluiting had mogen opleggen, maar dat de hoorplicht was geschonden. Dit gebrek werd echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de uitspraak van de burgemeester in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester voldoende redenen had om te veronderstellen dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor de professionele hennepteelt, en dat de sluiting noodzakelijk was om herhaling van overtredingen van de Opiumwet te voorkomen. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard, met een veroordeling van de burgemeester tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], uit Vierpolders, eiser

(gemachtigde: mr. J.C. Herrewijnen),
en

de burgemeester van de gemeente Voorne aan Zee

(gemachtigden: mr. J. van der Kuijl en [naam]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het sluiten van het bedrijfspand van eiser aan de [adres] (het bedrijfspand) voor de duur van zes maanden. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de sluiting van het bedrijfspand.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester het bedrijfspand heeft mogen sluiten voor de duur van zes maanden. De burgemeester heeft echter wel de hoorplicht geschonden, de rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
.Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met een besluit van 26 maart 2024 heeft de burgemeester het bedrijfspand van eiser voor de duur van zes maanden gesloten. Met het bestreden besluit van 6 november 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij de sluiting gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser is eigenaar van het bedrijfspand. In het bedrijfspand is [handelsnaam] (Woma) gevestigd, een eenmanszaak van eiser.
Uit een bestuurlijke rapportage van de politie (Eenheid Rotterdam, Rijnmond Zuid-West) van 9 februari 2024 blijkt het volgende. Op 30 januari 2024 werd in het bedrijfspand een integrale controle verricht. Deze controle vond plaats omdat er signalen waren van mogelijk ondermijnende activiteiten. Tijdens de controle werd een grote hoeveelheid goederen aangetroffen die volgens de politie gebruikt kunnen worden in de grootschalige en/of professionele hennepteelt. In het pand werden 50 pallets met dozen met flacons, zeven Intermediate Bulk containers (IBC) met een onbekende vloeistof, een vulmachine, verpakkingsmateriaal, big bags met een onbekend wit poeder en folders van Woma aangetroffen. Een aanwezige verbalisant die is gespecialiseerd in de aanpak van hennep herkende de dozen op de pallets met witte flacons en de IBC’s met onbekende inhoud als zijnde goederen die gebruikt kunnen worden in de grootschalige en/of professionele hennepteelt. Verder werd ook een ordnermap aangetroffen waar brieven in zaten die waren bestemd voor klanten van Woma. In die brieven stond dat Woma een waarschuwingsbrief had gekregen van de politie voor strafbare gedragingen in het kader van de Opiumwet. Ook werden er kweekschema’s voor hennep aangetroffen, onder meer in de Franse taal. In twee processen-verbaal van 9 februari 2024, gevoegd bij de bestuurlijke rapportage, heeft de verbalisant uiteengezet welke stoffen en voorwerpen gebruikt worden voor de (professionele of grootschalige) binnenteelt van hennep en welke aanwijzingen duiden op het telen van hennep op professionele wijze (in de zin van artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) en/of grootschalige wijze (in de zin van artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet). Vervolgens heeft hij per factor gekeken of Woma de betreffende stoffen/voorwerpen te koop aanbiedt en welke stoffen/voorwerpen Woma te koop aanbiedt die niet in de bronnen worden genoemd als geschikt en/of bestemd voor de (grootschalige of professionele) hennepteelt. De verbalisant heeft geconstateerd dat Woma op zijn website slechts drie producten te koop aanbiedt en dat die producten alleen betrekking hebben op de in het kader van de professionaliteit relevante indicatoren voeding en bodem. De verbalisant concludeert uit zijn bevindingen dat de producten van Woma, wanneer gebruikt voor het telen van hennep, bestemd zijn voor de grootschalige en professionele hennepteelt. Hieronder vallen volgens de verbalisant ook de kweekschema's die specifiek bedoeld zijn voor de kweek van hennep. Tevens heeft de website van Woma niet het uiterlijk en kenmerken van de websites van een reguliere groothandel. Vermeld is verder dat de medewerkers van Woma een groot aantal keren door de politie zijn aangesproken tijdens voertuigcontrole en dat in de voertuigen vaak aanwijzingen werden aangetroffen dat er hennepgerelateerde goederen vervoerd werden of waren naar zogenoemde growshops. Ook werd Woma voordat voorbereidingshandelingen van professionele en/of grootschalige hennepteelt strafbaar werden gesteld in 2015 al gewaarschuwd dat het leveren van goederen voor de professionele en/of grootschalige hennepteelt verboden zou gaan worden. Maar het bedrijf ging ondanks al deze waarschuwingen door met het leveren van hennepgerelateerde goederen.
4. De burgemeester heeft op basis van de bestuurlijke rapportage zijn voornemen kenbaar gemaakt om het bedrijfspand te sluiten wegens overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Eiser heeft hierop zijn zienswijze ingediend. Met het besluit van 26 maart 2024 heeft de burgemeester vervolgens besloten om het bedrijfspand voor de duur van zes maanden te sluiten, van 9 april 2024 tot 9 oktober 2024. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
5. Op 27 mei 2024 heeft de politie een aanvullend proces-verbaal opgesteld (het aanvullende proces-verbaal). In dit proces-verbaal wordt een algemeen beeld geschetst van growshops en groothandels en hun rol in de georganiseerde hennepcriminaliteit. Het proces-verbaal geeft vervolgens een uitleg over artikel 11a van de Opiumwet. Als laatste schetst het proces-verbaal een beeld van Woma en zijn klanten en de rol die zij volgens de politie hebben gespeeld in de georganiseerde hennepteelt. Daartoe wordt in paragraaf 3.1 het assortiment van Woma beschreven en bezien in het licht van de Opiumwet. Vermeld is dat Woma voedingsstoffen en voedingsschema’s aanbiedt. De verbalisant is er ambtshalve mee bekend dat de producten/merken van Woma (1-2-3-voedingslijn, bestaande uit 1- basisvoeding, 2- wortelstimulator en 3- afharder) vaak deel uitmaken van assortimenten van growshops en/of vaak worden aangetroffen in hennepkwekerijen. De mengverhouding van water met de voedingsstoffen van Woma brengt met zich dat deze producten per definitie niet bestemd zijn voor kleinschalige plantenteelt en wel geschikt zijn voor grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De producten van Woma zijn niet geschikt voor industriële toepassing of voor reguliere glastuinbouwteelt. Een glastuinbouwer maakt veelal gebruik van droge stof in bulk en niet van vloeibare voedingsstoffen in kleinverpakking zoals Woma levert. In paragraaf 3.2 wordt de presentatie van Woma beschreven, zowel wat betreft de website als de uiterlijke kenmerken van het bedrijfspand. Op het bedrijfspand is geen reclame of bedrijfsnaam te zien en je kunt het bedrijfspand van buitenaf niet inkijken. Er staan geen openingstijden genoemd en het lijkt erop dat dit bedrijfspand niet gebruikt wordt om klanten te ontvangen of goederen te koop aan te bieden. En ook op de website wordt nergens een adres genoemd waar klanten terecht kunnen om hun goederen te kopen. Op de voertuigen die op het afgesloten bedrijventerrein bij het bedrijfspand staan staat geen reclame. Op de website presenteert Woma zich als "officiële dealer van de voedingslijn 1-2-3". Het merk 1-2-3 is het uithangbord voor hennepkwekers dat dit bedrijf zich richt op de verkoop van goederen toegespitst op de professionele en/of grootschalige hennepteelt. Op de website zijn twee kweekschema’s (hydro en aarde) te vinden voor een kweekcyclus van twaalf weken die (zo begrijpt de rechtbank het proces-verbaal) overeenstemmen met de kweekcyclus voor het binnen kweken van wietplanten onder kunstlicht. Er worden geen namen genoemd van bedrijven uit bijvoorbeeld de glastuinbouw of uit een andere legale branche. In paragraaf 3.3 wordt uiteengezet met welke afnemers Woma in verband kan worden gebracht en wat uit politieonderzoek blijkt over de banden van die afnemers met de hennepteelt. In totaal gaat het daarbij om 72 Nederlandse afnemers. Volgens de politie zijn alle afnemers van Woma te koppelen aan de professionele of grootschalige hennepteelt. Producten en/of folders van Woma en/of bewijzen van inkopen bij Woma zijn aangetroffen bij verschillende in het proces-verbaal genoemde growshops en hennepkwekerijen. Veruit de meeste afnemers van Woma hadden hun bedrijfslocaties gevestigd in een opslagpand/garagebox met een roldeur. Slechts 14 afnemers waren gevestigd in een pand met een winkelruimte. Geen van deze winkelruimtes had de kenmerken van een reguliere plantenwinkel of tuincentrum en in geen van de winkelruimtes werden bloemen en planten verkocht. Ook waren er geen winkelwagens of winkelmandjes aanwezig. Op een aantal locaties van afnemers stonden merktekens of merknamen die door de verbalisant ambtshalve werden herkend als producten die gebruikt worden voor de grootschalige en/of professionele hennepteelt. Geen van de afnemers heeft een reguliere website. Zo hadden 36 afnemers geen website of social media (meer) of de website kon niet benaderd dan wel zonder login bezocht worden, wat zeer ongebruikelijk is voor reguliere plantenwinkels en tuincentra. 5 afnemers hadden geen website, maar worden door een andere website (zoals www.wietforum.nl) aangeduid als een growshop. Afnemers die wel een website, social media of webshop hadden, verkochten geen bloemen of planten. 21 afnemers die wel een website, social media of webshop hadden, hadden goederen in hun bedrijf die de verbalisant ambtshalve herkende als producten die gebruikt worden in de professionele en/of grootschalige hennepteelt en niet verkocht worden in reguliere plantenwinkels en tuincentra. Op sommige van deze websites werden ook koolstoffilters, afzuigers met slakkenhuizen, assimilatielampen en andere zeer specifieke producten voor de hennepteelt aangeboden. Bij een aantal afnemers van Woma is in 2024 geconstateerd dat medewerkers van Woma die locatie hebben bezocht waarbij volgens de politie geconstateerd kon worden dat de afnemers geen reguliere plantenwinkels of tuincentra waren. Ook hadden medewerkers van Woma via open bronnen op internet kunnen constateren dat de afnemers facilitators ven de professionele of grootschalige hennepteelt zijn. Uit onderzoek bleek dat Woma producten bleef leveren aan 15 growshops/groothandels nadat er een instap gedaan was door de politie. Bij 12 growshops is eiser gestopt met leveren na een instap door de politie. In paragraaf 3.4 heeft de verbalisant zijn bevindingen inzake Woma juridisch geduid en geconcludeerd dat deze wijzen op een bewuste professionalisering en specialisering van Woma op het gebied van illegale hennepteelt.
6. De burgemeester heeft naar aanleiding van de beschikbare informatie het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit tot sluiting van het bedrijfspand gehandhaafd. Het bedrijfspand is feitelijk gesloten geweest in de periode van 9 april 2024 tot 9 oktober 2024.
Toetsingskader
7. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een lokaal een voorwerp of stof voorhanden is die op zichzelf bezien legaal is, maar waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze bestemd is tot het beroeps- of bedrijfsmatig handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, zoals door (grootschalige) hennepteelt. De last onder bestuursdwang (zoals een sluiting, een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing) is een herstelmaatregel, in dit geval met als doel het beëindigen van de geconstateerde overtreding van de Opiumwet, het tenietdoen van de gevolgen daarvan en/of het voorkomen van verdere overtredingen van de Opiumwet. Als een burgemeester in een concreet geval bevoegd is om op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een lokaal te sluiten, zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. Een burgemeester moet zich in dat kader ervan vergewissen dat de sluiting en de duur ervan met het oog op de genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [1] In bezwaar dient een burgemeester in de eerste plaats te bezien of hij op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het primaire besluit destijds terecht zijn besluit tot sluiting heeft genomen. In de tweede plaats dient een burgemeester feiten en omstandigheden die zich na het besluit tot sluiting hebben voorgedaan bij zijn heroverweging te betrekken. [2]
7.1.
De bevoegdheid tot het toepassen van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het aan een burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. In dit geval heeft de burgemeester voor de uitoefening van zijn bevoegdheid beleidsregels opgesteld, de Beleidsregels van de burgemeester van de gemeente Voorne aan Zee houdende regels omtrent drugs 2023 (Damoclesbeleid). Dit Damoclesbeleid strekt ertoe de negatieve en ontwrichtende effecten van de drugshandel- en productie op het openbare leven zoveel mogelijk te beperken door overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een lokaal (zoals een bedrijfspand met bijbehorend erf).
Wat vindt de burgemeester?
8. De burgemeester stelt zich wat betreft zijn bevoegdheid om tot sluiting over te gaan op het standpunt dat van de in het bedrijfspand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie, in samenhang met andere feitelijkheden kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. Uit het aanvullende proces-verbaal volgt onder meer dat de bedrijfsadministratie van Woma 72 afnemers vermeldt met afleveradressen en dat deze afnemers volgens politieonderzoek zonder uitzondering te koppelen zijn aan de professionele en/of grootschalige hennepteelt. Op basis van paragraaf 3.3 van het aanvullende proces-verbaal is voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een actieve rol in het leveren van goederen die gebruikt worden in de professionele en/of grootschalige hennepteelt. Daarnaast is het hele assortiment van Woma geschikt en bestemd voor de teelt van hennep. De drie producten die Woma in zijn assortiment heeft (de basisvoeding, wortelstimulator en afharder/booster), hebben betrekking op de indicatoren voeding en bodem zoals opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet. Het kweken op hydrocultuur en speciaal verrijkte aarde is volgens de politie een hoge indicator van professionaliteit. [3] Dit geldt ook voor het gebruik van wortelstimulators en boosters. Het kweekschema dat is aangetroffen is door de politie ambtshalve herkend als een kweekschema dat gebruik wordt voor professionele hennepteelt. Op de website van eiser zijn slechts twee kweekschema’s aangeboden en geen kweekschema’s voor andere gewassen waarbij een langere of kortere duur wordt voorgeschreven. De website van Woma heeft niet het uiterlijk en de kenmerken van websites van een reguliere groothandel. Ook hebben eiser en zijn partner antecedenten op het gebied van de Opiumwet en is Woma eerder door de politie gewaarschuwd voor strafbare gedragingen in het kader van artikel 11a van de Opiumwet.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het proces-verbaal onjuist is of bevestigingsvooroordelen kent, zodat de burgemeester de bestuurlijke rapportage met het proces-verbaal aan het besluit tot sluiting van het pand ten grondslag mag leggen. Anders dan eiser is de burgemeester van mening dat het niet slechts gaat om wetenschap dat de betreffende goederen zijn bestemd voor de professionele en/of grootschalige hennepteelt. Het beoordelingskader is blijkens jurisprudentie of er kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de aangetroffen voorwerpen of stoffen daarvoor bestemd zijn.
De burgemeester stelt verder dat er geen schending van de onschuldpresumptie heeft plaatsgevonden. Volgens rechtspraak is daar slechts sprake van als een rechterlijke beslissing of een uiting van een ambtenaar een oordeel weergeeft omtrent de schuld van iemand die is aangeklaagd ter zake van het plegen van een strafbaar feit voordat de schuld van die persoon in de strafrechtelijke procedure is komen vast te staan. [4] Dat is in dit geval niet aan de orde. In het dossier is niet uitgesproken dat eiser zich schuldig maakt aan een strafbaar feit. Voor de sluiting van het pand is een vaststelling van schuld ook niet vereist, het gaat om een bestuurlijke beoordeling van de feitelijke situatie.
8.1.
De burgemeester stelt zich verder op het standpunt dat de sluiting noodzakelijk was om herhaling van overtreding van de Opiumwet te voorkomen, het woon- en leefklimaat te beschermen en de openbare orde te herstellen. Het gaat om een ernstig geval waarbij een grote hoeveelheid goederen ten behoeve van de grootschalige en/of professionele hennepteelt is aangetroffen. In dat geval mag de burgemeester er in redelijkheid van uitgaan dat het bedrijfspand een belangrijke rol vervult bij het faciliteren van de grootschalige hennepteelt. [5] Uit de eigen administratie van eiser volgt dat er 72 afnemers zijn die volgens politieonderzoek zonder uitzondering zijn te koppelen aan de grootschalige en/of professionele hennepteelt. Verder werden medewerkers van Woma een groot aantal keren door de politie aangesproken tijdens voertuigcontroles. In die voertuigen werden vaak aanwijzingen aangetroffen dat er hennepgerelateerde goederen vervoerd werden of waren naar zogenoemde growshops. Ook werd bij de integrale controle van 30 januari 2024 de partner van eiser aangetroffen, die volgens de politie antecedenten heeft op basis van de Opiumwet. De stellingname van eiser dat de bedrijfsactiviteiten ongewijzigd elders voortgezet zullen worden draagt volgens de burgemeester verder bij aan de noodzaak van de sluiting.
8.2.
Volgens de burgemeester is het besluit ook evenwichtig. Voor het bepalen van de duur van de sluiting is aansluiting gezocht bij het Damoclesbeleid. Het gaat om een ernstig geval op grond van artikel 12b van dit beleid. De professionaliteit en de hoeveelheid van de aangetroffen goederen zijn daarbij doorslaggevend geacht. De burgemeester heeft niet hoeven volstaan met een sluiting van kortere duur of een waarschuwing. Eiser is eerder gewaarschuwd door de politie dat zijn producten gebruikt kunnen worden bij de grootschalige en/of professionele hennepteelt. Het was voor eiser dan ook niet onduidelijk dat er risico werd gelopen op sluiting van het bedrijfspand. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat eiser antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet. Eiser kan als eigenaar van het pand en van het bedrijf verantwoordelijk worden gehouden voor de situatie in het bedrijfspand. Er is niet gebleken van verminderde verwijtbaarheid. De financiële gevolgen die eiser stelt zijn inherent aan de sluiting.
Was de burgemeester bevoegd om het bedrijfspand te sluiten?
9. Eiser voert onder meer aan dat hij geen voorbereidings- of bevorderingshandelingen verricht voor hennepteelt en hier ook niet willens en wetens bij was betrokken, op welke wijze dan ook. Hij verkoopt plantgroeimiddelen die geschikt zijn voor een veelheid aan planten en gewassen. Ze zijn niet bestemd voor de hennepteelt maar kunnen er uiteraard wel voor worden gebruikt. De politie is bevooroordeeld en neemt zonder deugdelijk onderzoek en onderbouwing aan dat de producten van Woma uitsluitend bestemd zijn voor hennepteelt. Eiser heeft zijn afnemers kenbaar gemaakt dat hij niet kan en wil leveren ten behoeve van professionele hennepteelt. De stelling dat hij enkel afnemers heeft die te koppelen zijn aan professionele of grootschalige hennepteelt, is niet (deugdelijk) onderbouwd en feitelijk onjuist. Eiser heeft reguliere tuincentra onder zijn klanten. Dat er in het verleden ook wel eens producten van eiser bij hennepkwekerijen zijn aangetroffen betekent niet dat de producten daar specifiek voor bestemd zijn. Bovendien is eiser niet verantwoordelijk voor wat de eindgebruiker met de gekochte goederen doet. Het is onjuist dat er in het bedrijfspand kweekschema’s voor hennep aanwezig waren. Eiser heeft kweekschema's voor een groot aantal planten, juist omdat zijn product universeel is. Eiser heeft ter illustratie hiervan een groot aantal specifieke schema’s voor allerlei verschillende planten overgelegd, ook gebaseerd op een groeischema van twaalf weken. Dat is een groeischema voor veel planten, niet alleen cannabis. De goederen die zijn gevonden zijn volgens eiser ook niet geschikt voor het beroeps- of bedrijfsmatig (grootschalig) opzetten van een hennepplantage. Eiser verkoopt enkel plantenvoeding, niet een combinatie van producten (bijvoorbeeld – naast plantenvoeding – lampen, pompen, afzuigapparaten, elektronica, schakelmateriaal, filters, ondergrond, (droog) netten, potten etc.) zoals in alle zaken waarin volgens de rechter een last onder bestuursdwang terecht werd toegepast. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling. [6] Eiser is bovendien niet strafrechtelijk vervolgd, maar heeft een sepotbeslissing ontvangen. Volgens eiser ontbreekt ook het element dat hij ‘moet weten’ dat de goederen bestemd zijn voor de grootschalige hennepteelt. De omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat eiser van die bestemming moest weten. Eiser is slechts de groothandel, hij heeft niets te maken met de eindgebruiker.
9.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [7] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stoffen, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Een sluiting op grond artikel 13b van de Opiumwet is een pandgerichte maatregel, terwijl artikel 11a van de Opiumwet - gelet op de redactie van dat artikel - een persoonsgerichte aanpak bevat. Het is de bedoeling van de wetgever geweest om de sluitingsbevoegdheid te koppelen aan wat in een pand aan aanwezige stoffen en voorwerpen is aangetroffen. Het subjectieve bestanddeel "weet of ernstige reden heeft om te vermoeden" uit artikel 11a van de Opiumwet kan dus voor de toepassing van de sluitingsbevoegdheid op basis van de feitelijke situatie ter plaatse worden vastgesteld. De burgemeester hoeft niet aannemelijk te maken dat de aangeschreven persoon zelf wetenschap of een ernstig vermoeden had dat de in het pand aanwezige stoffen of voorwerpen bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Of de aangeschreven persoon wetenschap had, en of deze verwijtbaar heeft gehandeld, kan wel relevant zijn bij de vraag of de burgemeester van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik mocht maken. [8]
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat op basis van de aard, hoeveelheid en combinatie van de in beslag genomen stoffen, en de overige feiten en omstandigheden die uit het opsporingsonderzoek naar voren komen, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de in het bedrijfspand van eiser aangetroffen voedingsstoffen (hoewel op zichzelf legaal) bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige grootschalige hennepteelt.
De burgemeester heeft daartoe kunnen meewegen dat in het aanvullende proces-verbaal is vermeld dat uit politieonderzoek is gebleken dat alle afnemers van eiser een verband hebben met de professionele en grootschalige hennepteelt. Eiser voert aan dat hij aan reguliere klanten levert, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Zijn pand en website zijn daar niet op ingericht en hij heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit dit blijkt. Pas in beroep heeft hij twee concrete tuincentra genoemd die tot zijn klantenkring zouden behoren, echter zonder die klantrelatie te onderbouwen. Ook heeft eiser zijn stelling dat hij via bol.com aan reguliere klanten levert niet onderbouwd. Uit de administratie die de politie in het bedrijfspand heeft gevonden bleek enkel van de 72 afnemers die te koppelen zijn aan de professionele of grootschalige hennepteelt. De bevindingen van de politie over deze afnemers zijn door eiser niet concreet betwist. Uit het aanvullende proces-verbaal blijkt dat bedrijfsauto’s van Woma zijn gezien bij growshops en dat medewerkers van Woma in 2024 de locaties van een aantal afnemers (die niet de uiterlijke kenmerken hadden van reguliere plantenwinkels of tuincentra) hebben bezocht. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat hij niet aan growshops kan leveren omdat growshops sinds 2015 niet meer zijn toegestaan. Het wettelijk verbod betekent immers niet dat er feitelijk geen growshops meer bestaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar de in het aanvullende proces-verbaal genoemde concrete voorbeelden van growshops die producten van Woma hebben afgenomen.
Weliswaar is op de in het bedrijfspand aangetroffen kweekschema’s niet expliciet vermeld dat deze zien op hennep, maar in het proces-verbaal gevoegd bij de bestuurlijke rapportage is door de politie voldoende onderbouwd waarom de kweekschema’s specifiek geschikt zijn voor hennep. De politie heeft hierbij gekeken naar de kweekcyclus, de verschillende fasen daarin (wortelfase, groeifase, bloeifase) en de duur daarvan, en de aanbevelingen voor wat betreft de soort voeding en de hoeveelheid daarvan in die verschillende fasen. Ook de afwezigheid in het bedrijfspand en op de website van eiser van andere kweekschema’s met een andere kweekcyclus is een aanwijzing dat de producten van Woma bestemd zijn voor de hennepteelt.
De politie heeft verder in een proces-verbaal dat is gevoegd bij de bestuurlijke rapportage en in het aanvullende proces-verbaal toegelicht dat de producten van Woma bestemd zijn voor de voor professionele hennepteelt relevante indicatoren voeding en bodem zoals opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet. Ook heeft de politie in deze processen-verbaal uiteengezet dat de mengverhouding van de aangetroffen voedingstoffen met water in combinatie met de verpakkingsformaten die Woma levert (bezien in samenhang met andere bewijsmiddelen) aannemelijk maken dat de producten niet bestemd zijn voor kleinschalige plantenteelt en niet geschikt zijn voor industriële toepassing of voor reguliere glastuinbouwteelt, maar wel geschikt zijn voor grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Eiser heeft ter weerlegging van wat de politie opmerkt zelf een toelichting gegeven op de teelt en watergift voor gewassen en daarbij een tabel van een weerstation inzake de stralingsom en een rapport van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, getiteld ‘Randvoorwaarden aan het binnenklimaat glastuinbouw’ ingebracht. De rechtbank ziet echter niet in waarom die toelichting en stukken aantonen dat de uiteenzetting van de politie niet juist is c.q. kan zijn. Eiser spreekt in zijn toelichting over hennepteelt in een tuin en zonnestraling, terwijl de uiteenzetting van de politie ziet op teelt in een van licht en lucht afgesloten ruimte. Het rapport waar eiser naar verwijst ziet op glastuinbouw en dus evenmin op teelt volledig onder kunstlicht en gaat bovendien niet over hennep maar over specifieke andere gewassen.
Uit het dossier blijkt verder, en eiser betwist dit ook niet, dat Woma eerder is gewaarschuwd door de politie dat de producten gebruikt kunnen worden voor de professionele hennepteelt.
Gelet op dit alles was de burgemeester bevoegd om het bedrijfspand te sluiten. Dat eiser enkel voedingsstoffen levert en niet alle producten levert die nodig zijn voor het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij, doet aan die bevoegdheid niet af.
9.3.
Eisers beroepsgrond dat de onschuldpresumptie – bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) – is geschonden slaagt niet en leidt dan ook niet tot een ander oordeel over de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan. Eiser wijst in dit verband op de sepotbeslissing en op de omstandigheid dat de burgemeester op de website van de gemeente heeft laten publiceren dat het bedrijfspand is gesloten na de vondst van drugs. [9] De rechtbank stelt voorop dat de reikwijdte van artikel 6, tweede lid, van het EVRM niet is beperkt tot strafrechtelijke procedures, maar zich kan uitstrekken tot een bestuursrechtelijke procedure, indien de geschilpunten in de bestuursrechtelijke procedure voortvloeien uit en samenhangen met een strafrechtelijke procedure. Van schending van de onschuldpresumptie is sprake indien een oordeel wordt gegeven over de schuld van iemand ter zake van het plegen van een strafbaar feit, terwijl de schuld van die persoon in de strafrechtelijke procedure niet is komen vast te staan. Alleen het uitspreken van een vermoeden dat iemand schuldig is aan het strafbare feit, levert geen schending van de onschuldpresumptie op. [10] De rechtbank volgt de burgemeester in zijn standpunt dat in het dossier niet is uitgesproken dat eiser zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Eiser heeft dit ook niet concreet gemaakt. Dat eiser strafrechtelijk niet verder wordt vervolgd [11] , maakt niet dat door een bestuursrechtelijke sluiting de onschuldpresumptie wordt geschonden. De overweging van de burgemeester dat op basis van de feiten en omstandigheden in deze zaak kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat de aangetroffen voedingsstoffen bestemd zijn voor professionele (grootschalige) hennepteelt, levert geen schending van de onschuldpresumptie op. Dat aanvankelijk abusievelijk op de website van de gemeente in de kop van een persbericht was vermeld dat het bedrijfspand is gesloten nadat drugs waren aangetroffen, is onzorgvuldig (zoals de burgemeester ook heeft beaamd), maar betreft een feitelijke onjuistheid die evenmin kan worden gekwalificeerd als een schending van de onschuldpresumptie. Die onjuistheid staat bovendien niet in het bestreden besluit en kan daarom niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Was de sluiting noodzakelijk?
10. Eiser voert aan dat de noodzaak om het bedrijfspand te sluiten ontbreekt. De burgemeester heeft niet aangetoond dat de sluiting bijdraagt aan het herstel van de openbare orde. Door de sluiting is niets veranderd aan de beschikbaarheid van de goederen, de bedrijfsactiviteiten worden gewoon voortgezet, want die zijn niet illegaal. Op geen enkele wijze is gebleken dat de openbare orde in de gemeente Voorne aan Zee in het geding is geweest. Het bedrijfspand is geen ‘onmiskenbare schakel’ in de keten van drugscriminaliteit.
10.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3) is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. [12] Dit is bij eisers bedrijfspand het geval. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zelf geen hennep kweekt. Eiser levert zijn producten echter wel aan 72 afnemers die allen in verband zijn gebracht met de professionele en grootschalige hennepteelt. Eiser heeft – zoals hiervoor is overwogen – niet aannemelijk gemaakt dat hij ook aan reguliere klanten levert, de gehele bedrijfsvoering lijkt dan ook te zijn gericht op de drugsketen. Eiser is er door de politie op gewezen dat zijn producten kunnen worden gebruikt voor de bedrijfsmatige (grootschalige) hennepteelt. Eiser heeft daarop wel een brief aan de klanten van Woma gestuurd waarin hij zegt actief te zullen controleren of er bij zijn afnemers een situatie bestaat die het vermoeden doet ontstaan dat er sprake is van het faciliteren van professionele hennepteelt en dat Woma zich het recht voorbehoudt om levering te weigeren indien gebleken is dat de afnemer slechts de verkoop aan professionele hennepteelt beoogt, maar dit heeft er niet toe geleid dat Woma is gestopt met het leveren aan dergelijke afnemers. Eiser is zelfs blijven leveren aan bedrijven waar een instap door de politie was geweest. Volgens het aanvullende proces-verbaal levert eiser al minimaal sinds 2019 aan afnemers die banden hebben met de bedrijfsmatige (grootschalige) hennepteelt. Het gaat om 72 afnemers en er is een grote hoeveelheid voedingsstoffen aangetroffen. De burgemeester heeft de situatie van eiser kunnen aanduiden als een ernstig geval als bedoeld in artikel 12b van het Damoclesbeleid. De burgemeester heeft bij de noodzaak tot sluiting ook mogen meewegen dat eiser zelf heeft verklaard zijn bedrijfsvoering elders voort te zullen zetten. Die verklaring van eiser wijst erop dat een minder ingrijpende maatregel vermoedelijk onvoldoende effect zal hebben op eiser. De sluiting van het bedrijfspand is een geschikt middel voor de burgemeester om te doen wat binnen zijn macht ligt om in ieder geval in zijn gemeente een einde te maken aan de vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De burgemeester heeft gelet op dit alles de noodzaak tot sluiting aanwezig mogen achten.
Was de sluiting evenwichtig?
11. Volgens eiser is het besluit niet evenwichtig. Eiser heeft zeer aanzienlijke kosten moeten maken om op korte termijn een nieuw bedrijfspand aan te schaffen om daar zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten. Daarnaast heeft hij het bedrijfspand zes maanden niet kunnen gebruiken. Eiser voert aan dat de burgemeester heeft nagelaten om een deugdelijke belangenafweging uit te voeren.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat de burgemeester integraal heeft overgenomen in het bestreden besluit, een belangenafweging is opgenomen. Eiser heeft pas in de beroepsfase de gestelde financiële schade nader geconcretiseerd en toegelicht met een opsomming van de gemaakte kosten, zodat de burgemeester met die concretisering en toelichting in het bestreden besluit nog geen rekening kon houden en het besluit niet hoefde te voorzien van een uitgebreidere belangenafweging. Naar het oordeel van de rechtbank is omzetderving op zichzelf inherent aan de sluiting van een bedrijfspand en brengt de enkele omstandigheid dat er sprake is van omzetderving daarom nog niet mee dat er sprake is van een onevenwichtig besluit. De rechtbank constateert dat onderliggende stukken bij de door eiser in zijn opsomming genoemde posten en bedragen geheel ontbreken. Het causale verband tussen de sluiting en de gestelde omzetderving is daardoor niet onderbouwd. Bovendien heeft eiser zelf verklaard zijn bedrijfsactiviteiten elders te hebben voortgezet en heeft hij dus inkomen kunnen verwerven. Uit de opsomming van eiser en de toelichting daarop op de zitting blijkt niet in hoeverre eiser die inkomsten heeft verdisconteerd in zijn berekening. In de door eiser overgelegde berekening van zijn omzetderving gaat hij uit van een periode die fors langer is dan de periode waarin het bedrijfspand op last van de burgemeester gesloten is geweest. Eiser heeft toegelicht dat hij ervoor heeft gekozen langer in het andere pand te blijven, na de sluiting heeft eiser het bedrijfspand verhuurd. Die keuze dient voor eisers rekening te komen. Onduidelijk is verder of eiser – om zijn schade te beperken – zich heeft ingespannen om een nieuwe afzetmarkt aan te boren, bijvoorbeeld door zijn producten aan te bieden aan reguliere afnemers (nu de producten daartoe volgens eiser geschikt zijn). De rechtbank komt, alles overziend, dan ook tot het oordeel dat niet is gebleken van onevenredig nadeel en dat de door eiser gestelde omzetderving niet tot het oordeel kan leiden dat de burgemeester in redelijkheid niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van het bedrijfspand gebruik had mogen maken.
Is er sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel?
12. Eiser stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Hij heeft nooit een uitnodiging ontvangen voor de hoorzitting terwijl hij meerdere keren heeft aangegeven wel aanwezig te willen zijn. Pas toen eiser het bestreden besluit las, bleek hem dat er een aanvullend proces-verbaal van 27 mei 2024 was verstrekt en dat er een hoorzitting was geweest.
12.1.
Ter zitting is door de burgemeester toegelicht dat de uitnodiging voor de hoorzitting in bezwaar wel is klaargezet in het systeem, maar feitelijk nooit is verzonden. Eiser en zijn gemachtigde zijn daarom niet uitgenodigd. Ook is het aanvullende proces-verbaal ten onrechte niet aan eiser toegezonden.
12.2.
Uit de artikelen 7:2 en 7:3 van de Awb volgt dat het uitgangspunt is dat een belanghebbende wordt gehoord. Vaststaat dat eiser abusievelijk in het geheel niet is uitgenodigd voor de hoorzitting, terwijl hij wel uitdrukkelijk had aangegeven zijn bezwaar op een hoorzitting te willen toelichten. Daarnaast is niet in geschil dat het aanvullende proces-verbaal niet aan eiser is toegezonden. Eiser heeft daarom niet kunnen reageren op de inhoud van dit proces-verbaal voordat de burgemeester het bestreden besluit nam. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, neergelegd in artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank volgt eiser echter niet in zijn standpunt dat het bestreden besluit daarom vernietigd moet worden, maar ziet aanleiding aan dit gebrek voorbij te gaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat eiser door dit gebrek niet is benadeeld. Eiser heeft zich in beroep kunnen uitlaten over het aanvullende proces-verbaal en heeft in beroep gelegenheid gehad alles wat hij op de hoorzitting in bezwaar had willen opmerken alsnog naar voren te brengen. Eiser heeft ook niet concreet gemaakt welk nadeel hij van de gang van zaken heeft ondervonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in zijn zienswijze, in bezwaar en in beroep in essentie hetzelfde heeft aangevoerd. De rechtbank ziet in het zorgvuldigheidsgebrek wel aanleiding om te bepalen dat de burgemeester de proceskosten van eiser in beroep dient te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester het bedrijfspand heeft mogen sluiten voor de duur van zes maanden. De burgemeester moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Dit omdat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Eiser krijgt daarom ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten met een waarde van € 907,- per punt, wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571, 2 februari 2022, ECLI:N:RVS:2022:285, en 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
2.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6095.
3.In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 april 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2234.
4.Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:331.
5.Verwezen wordt naar de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juni 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4923.
6.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3378.
7.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4, en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5.
8.Zie de uitspraken van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3906, en 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.
9.Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:331, de uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de Mens van 27 september 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0927JUD002327207 en 23 oktober 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1023JUD002778510 en de uitspraak van de Hoge Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:958.
10.Zie de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015 en bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1465.
11.Blijkens de sepotbeslissing van 10 december 2024 omdat een niet-strafrechtelijk ingrijpen de voorkeur verdient.
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523 en 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3378.