In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2021, wordt de zaak behandeld van eiseres die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor verschillende kosten. Eiseres, die slechtziend is en een bijstandsuitkering ontvangt, heeft in totaal drie aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand: voor de inrichting van haar woning, voor de kosten van het ophalen van haar beeldschermloep uit Hongarije, en voor scholingskosten voor een opleiding tot toezichthouder. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvragen afgewezen, wat heeft geleid tot beroep bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht het bezwaar van eiseres tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat eiseres op de hoogte was van het besluit, maar niet tijdig heeft gereageerd. Daarnaast wordt het territorialiteitsbeginsel besproken, waarbij de rechtbank concludeert dat de kosten voor het ophalen van de beeldschermloep niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, omdat deze kosten buiten Nederland zijn gemaakt. Eiseres heeft niet aangetoond dat er zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigen.
Ten slotte wordt de aanvraag voor scholingskosten afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de opleiding noodzakelijk is voor haar arbeidsinschakeling. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanvragen van eiseres ongegrond zijn en verklaart de beroepen ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.