ECLI:NL:RBZWB:2022:4963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3588 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting woning wegens hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster afgewezen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Loon op Zand, die had besloten haar woning voor de duur van drie maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij. De burgemeester had op 6 juli 2022 besloten om de woning te sluiten, na een controle op 22 maart 2022 waarbij 518 afgeknipte hennepplanten en diverse kweekmaterialen werden aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoekster en de burgemeester afgewogen en geconcludeerd dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting niet onevenredig was, ondanks de ingrijpende gevolgen voor de verzoekster en haar gezin. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verzoekster als hoofdbewoner verantwoordelijk is voor wat er in de woning gebeurt, ook al had zij geen toegang tot de garage waar de kwekerij zich bevond. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3588 OPIUMW B VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C.R. Pirone,
en

de burgemeester van de gemeente Loon op Zand, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het sluiten van de woning aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster] voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 6 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster] (de woning) voor de duur van drie maanden te sluiten met ingang van 8 augustus 2022.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft toegezegd te wachten met de sluiting van de woning tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten voor het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de aangevoerde argumenten af.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt zij onder meer aan de hand van de argumenten die verzoekster heeft aangevoerd, de zogenoemde gronden.
Feiten
1.1
Op 22 maart 2022 heeft de toezichthouder van de gemeente Loon op Zand een controle uitgevoerd in de woning. In de garage of loods achter de woning werden 518 afgeknipte hennepplanten en diverse spullen aangetroffen die erop duiden dat er een hennepkwekerij aanwezig was.
In het hennepinformatiebericht dat door de politie is opgemaakt is gerapporteerd dat de garage of loods uit drie ruimtes bestond. Twee daarvan waren kweekruimten. De politieagent heeft gerapporteerd dat hij zes vuilniszakken met gebruikte steenwolblokken en een doos met nieuwe steenwolblokken heeft aangetroffen. Daarnaast werden er volle voedingskannen aangetroffen. Aan de muur van de garage of loods hing een schakelbord, er lagen 21 knipscharen, een sealapparaat en een strijkijzer die gebruikt en vervuild waren. In een van de kweekruimtes was een irrigatiesysteem aanwezig. In deze kweekruimte werden 518 afgeknipte hennepplanten die te drogen hingen aangetroffen. Boven de planten hingen zes assimilatielampen. In de kweekruimte stonden drie ventilatoren en er hing een airco aan de muur. Daarnaast stonden er twee kachels op twee tafels voor de hennepplanten.
In de tweede kweekruimte stonden de steenwolblokken met afgeknipte stelen nog op drie tafels. Daarnaast stond in deze ruimte ook een watervat met een waterpomp. Er werden nog diverse kannen met voedingsstoffen, boeken over het kweken van hennep, knipscharen, latex handschoenen en thermometers aangetroffen. In de ruimte werd gebruik gemaakt van kunstlicht en er hingen veertien lampen. De hennepplanten werden via een centraal geregeld bevloeiingssysteem van een voedingsoplossing voorzien. De weekruimte was geïsoleerd. Daarnaast werd de luchtverversing en luchtafvoer geregeld met een aan- en afzuiginstallatie. In de woning werd nog een leegstaand watervat met een waterslang aangetroffen.
1.2
De burgemeester heeft bij brief van 7 april 2022 het voornemen kenbaar gemaakt om de woning en bijbehorende erven te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoekster heeft daartegen een zienswijze ingediend.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet verzoekster gelast om het pand te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 8 augustus 2022 voor een periode van drie maanden.
1.4
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen totdat het college heeft beslist op het ingediende bezwaar.
Standpunt verzoekster
2. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid gebruik had mogen maken, omdat de sluiting van de woning niet noodzakelijk en onevenredig is. Verzoekster kan geen verwijt van de overtreding worden gemaakt. De gevolgen van de sluiting zijn volgens haar onevenredig, gelet op de voor het gezin ingrijpende gevolgen. Verzoekster kan met haar gezin nergens anders verblijven.
Beoordelingskader voorlopige voorziening
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorzieningen een voorlopige oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of de uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belangen.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Bevoegdheid van de burgemeester
5.1
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5.2
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden ‘daartoe aanwezig’ moet de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn. Dat wil zeggen voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij een aanwezigheid van vijf gram softdrugs in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een pand is in ieder geval een ernstig geval. Als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag als uitgangspunt worden aangenomen dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbenden op het pand om het tegendeel aannemelijk te maken. [1]
5.3
Tussen partijen staat vast dat in de garage of loods bij de woning in totaal 518 hennepplanten zijn aangetroffen en dat er sprake is van een handelshoeveelheid. De burgemeester was dan ook bevoegd om over te gaan tot sluiting van de woning.
Toepassing van de bevoegdheid
6.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals beschreven in het artikel, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid heeft de burgemeester de ‘Beleidsregels van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent toepassing van bestuursdwang bij overtreding van artikel 13b Opiumwet’ vastgesteld.
6.2
De burgemeester heeft de woning in overeenstemming met dit beleid gesloten voor de duur van drie maanden.
6.3
Dat de sluiting in overeenstemming is met het beleid betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen overgaan. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid in de zin van 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn. [2] Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of de sluiting van de woning evenredig is. [3]
Is de woningsluiting noodzakelijk?
7.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de burgemeester miskent dat uit jurisprudentie volgt dat als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld er geen of in mindere mate sprake is van een loop naar de woning, de noodzaak tot sluiting van de woning minder groot wordt. [4] Verzoekster stelt dat vaststaat dat er geen sprake is van een loop naar de woning en dat ook op geen andere manier is gebleken dat er sprake is van overlast door drugs-gerelateerde activiteiten. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat er melding wordt gedaan van omwonenden van overlast of dat er politiewaarnemingen zijn verricht. De in de woning aangetroffen attributen die gevonden zijn, zijn niet te relateren aan het verhandelen van drugs, maar enkel aan het kweken van hennepplanten. In het besluit wordt wel gesproken over een sealapparaat dat is aangetroffen, maar verzoekster betwist dit. Het sealapparaat is ook niet op foto’s terug te zien.
Dat er geen sprake is van feitelijke handel blijkt volgens verzoekster ook uit het gegeven dat niet de politie maar de toezichthouders van de gemeente de controle uitoefende. Het betrof een algemene controle die ook bij buren was uitgevoerd.
Ook het feit dat er sprake zou zijn van eerdere oogsten is volgens verzoekster onvoldoende onderbouwd. Dat er afval is aangetroffen in vuilniszakken zegt niets over eerdere oogsten. Er is volgens verzoekster ook geen sprake van recidive. Zij is nooit eerder met politie en of justitie in aanmerking geweest. Naar de mening van verzoekster ontbreekt de noodzaak tot sluiting van de woning in dit specifieke geval.
7.2
De burgemeester is van mening dat er sprake is van een ernstige overtreding, nu het gaat om 518 hennepplanten en dus een grote handelshoeveelheid softdrugs. De toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik bedraagt vijf planten. Dit wordt ruimschoots overschreden. Daarbij zijn er volgens de burgemeester ook aanwijzingen die duiden op een professionele kwekerij voor het verkopen, afleveren of verstrekken van drugs. Het gaat dan onder meer om lampen die werken op tijdklokken, een centraal geregeld bevloeiingssysteem, de afgeschermde ruimte, de aan- en afzuiginstallatie en de speciaal verrijkte aarde en potgrond. Dit duidt naar mening van de burgemeester op een hoge professionaliteit. Er wordt ook voldaan aan meer dan twee punten van hoge professionaliteit van de lijst met indicatoren uit de Aanwijzing Opiumwet.
Het uitgangspunt is volgens de burgemeester dat als er in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Door de sluiting wordt de loop naar het pand eruit gehaald en met de sluiting gaat een sterke signaalfunctie uit die naast preventieve werking ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. De noodzaak van de sluiting is gelet op het voorgaande een gegeven, aldus de burgemeester.
7.3
In de eerste plaats dient de voorzieningenrechter aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding te beoordelen in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [5] Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, dan kan er echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. [6] Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. [7]
7.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er een noodzaak bestond om de woning te sluiten. Er is een grote hoeveelheid van 518 hennepplanten in de garage of loods bij de woning aangetroffen. Bij aanwezigheid van meer dan vijf gram softdrugs in een woning, is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking [8] , zoals door verzoekster ook niet is betwist. Het uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs werd aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [9]
Daarnaast is de mate van professionaliteit van de hennepkwekerij groot. Er werd gebruik gemaakt van een irrigatiesysteem, een centraal geregeld bevloeiingssysteem, kunstlicht op tijdklokken. De kweekruimte was ook goed geïsoleerd en de luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld met een aan- en afzuiginstallatie.
In de ruimte zijn ook een sealapparaat en een strijkijzer met hennepresten aangetroffen. Dit duidt naar oordeel van de voorzieningenrechter op feitelijke handel vanuit de woning. Verzoekster betwist dat het sealapparaat in de garage of loods is aangetroffen, nu dit niet uit de foto’s bij het controlerapport blijkt. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om aan de rapportage, waarin is vermeld dat er een sealapparaat is aangetroffen, te twijfelen. Daar komt ook bij dat [naam partner] , verzoeksters partner die ook in de woning verblijft, tegenover de toezichthouder zou hebben verklaard de drugs te (willen) verkopen aan een coffeeshop in Rotterdam. De aangetroffen drugs zijn dan ook in de garage of loods bij de woning aanwezig voor verkoop, aflevering of verstrekking.
De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in het standpunt dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, nu met de sluiting van de woning ook een sterke signaalfunctie uitgaat die naast een preventieve werking ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. De zichtbare tijdelijke sluiting heeft tot doel drugshandel tegen te gaan, verdere overtredingen in de woning te voorkomen, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal af te geven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
Is de sluitingsmaatregel evenwichtig?
8.1
Verzoekster is van mening dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid gebruik kan maken, nu iedere betrokkenheid bij de overtreding ontbreekt. Zij was niet op de hoogte van de hennepkwekerij en kon daar evenmin redelijkerwijs van op de hoogte zijn. [10] De garage of loods bevindt zich aan het einde van het terrein en zit vast aan de woning. Er is weliswaar sprake van een vaste verbinding tussen de woning en de loods, maar deze verbinding was afgesloten door twee deuren die op slot zaten. Verzoekster was niet in het bezit van een sleutel. Dit blijkt ook uit het feit dat [naam partner] de deur opende voor de toezichthouders en de politie. Daarnaast maakt verzoekster vooral gebruik van de voorzijde van de woning, omdat de achterzijde wordt verbouwd en haar zoon daar regelmatig thuiswerkt.
De hennepkwekerij was zo in elkaar gezet dat de geur niet waarneembaar zou zijn. Verzoekster heeft zowel de bouw van de kwekerij als de kwekerij zelf niet opgemerkt, omdat zij vier dagen per week buiten de deur aan het werk is en zorgdraagt voor de kinderen en huisdieren. Gelet op deze situatie stelt verzoekster zich op het standpunt dat de verwijtbaarheid aan haar zijde ontbreekt.
Daarnaast stelt verzoekster dat de sluiting onevenredig is vanwege de zeer ingrijpende gevolgen voor haar gezin. Verzoekster heeft thuiswonende kinderen en kan met haar gezin nergens naar toe. Verzoekster en [naam partner] hebben geen familie in Nederland. Zij heeft onvoldoende financiële middelen om een woning te huren en haar huisdieren elders onder te brengen. Er is eveneens onvoldoende ruimte in de woning van [naam partner] in [woonplaats partner] om daar met het gehele gezin te verblijven. Ook vanwege haar werk in Tilburg en de hoge reiskosten kan zij niet (tijdelijk) in de woning in [woonplaats partner] verblijven. De sluiting van alleen de loods zou volgens verzoekster ook mogelijk zijn.
8.2
De burgemeester is van mening dat verzoekster de woning in [woonplaats partner] kan gebruiken voor het tijdelijk huisvesten van haar gezin. Dat zij dan moet reizen tussen [woonplaats partner] en Tilburg voor haar werk, doet daar volgens de burgemeester niets aan af. Het feit blijft volgens de burgemeester dat er een woning beschikbaar is waar verzoekster tijdelijk kan blijven met haar gezin. Daarnaast stelt de burgemeester dat er sprake is van een koopwoning waar verzoekster na de beëindiging van de sluiting weer terecht kan. Zij is verzekerd van woonruimte. De burgemeester is van mening dat het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden geen onevenredige gevolgen oplevert.
8.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de sluiting van de woning onevenredige gevolgen zal hebben voor verzoekster. Van een hoofdbewoner mag worden verlangd dat hij of zij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. [11] De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster wel een verwijt kan worden gemaakt. In dat verband is van belang dat zij als hoofdbewoner verantwoordelijk is voor wat zich in de woning afspeelt. [12] Verzoekster stelt dat zij geen toegang had tot de garage of loods, omdat alleen [naam partner] in het bezit was van een sleutel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het ook de verantwoordelijkheid van verzoekster is om na te gaan wat er in de woning gebeurt, ook als zij geen toegang tot de garage of loods heeft. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat verzoekster helemaal niet op de hoogte was van de hennepkwekerij in de garage of loods. Er was een toegang vanuit de woning naar de garage of loods. Dat verzoekster nooit in de (buurt van) de garage of loods kwam acht de voorzieningenrechter evenmin aannemelijk en onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de sluiting van de woning onevenredig is.
[naam partner] heeft in [woonplaats partner] nog een andere woning waar verzoekster tijdelijk kan verblijven. Hoewel ter zitting door verzoekster is aangevoerd dat deze woning te klein is voor haar hele gezin, is naar oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken dat zij daar niet voor een tijdelijke periode van drie maanden kan verblijven. Dat verzoekster dan voor haar werk moet reizen tussen Tilburg en de tijdelijke woning in [woonplaats partner] , maakt naar oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de sluiting onevenredig is.
De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in het standpunt dat niet kan worden volstaan met de sluiting van alleen de garage of loods. De woning en de garage of loods moeten worden gezien als een geheel, nu deze met elkaar verbonden zijn en de garage of loods van binnenuit de woning kan worden bereikt.
De sluiting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet onevenredig.

Conclusie

9. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 25 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt in deze wet onder overtreding verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Op grond van artikel 2 van de Opiumwet is het verboden om een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
te delen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
aanwezig te hebben;
te verwaardigen.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2540.
2.ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840.
3.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
4.Verzoekster verwijst naar de uitspraak van ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
6.Vergelijk de uitspraken ABRvS 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2-17:2327 en ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251 en zie ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
7.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
8.Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:730 en ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
9.ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
10.Verzoekster verwijst in dit kader naar ABRvS 4 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2018:2241.
11.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
12.Zie bijvoorbeeld ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2022:2879.