Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen
[eiseres] ., uit [plaats] , eiseres,
de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
“Ik heb geen zin in deze poppenkast en [bestuurder] heeft op de bestuurderskaart van [naam 4] gereden”en
“Ik weet niet wat ik er over moet verklaren. Ik probeer wat om het te kunnen verdienen”. Ten slotte haalt de minister de uitspraak van [bestuurder] op 14 december 2020 aan:
“Ik heb op de bestuurderskaart van [naam 4] gereden”en dat hij vervolgens heeft verklaard dat dat geldt voor alle dagen in de controleperiode.
“Ik heb geen zin in deze poppenkast en [bestuurder] heeft op de bestuurderskaart van [naam 4] gereden”. Van een verhoorsituatie was dus nog geen sprake. Ook volgt de rechtbank de minister in zijn standpunt dat pas na de verklaring van [naam 3] op 14 december 2020, die ongevraagd door [bestuurder] is bevestigd, een vermoeden van een overtreding door eiseres bestond. De inspecteurs beschikten weliswaar sinds 12 december 2020 over de telefonische informatie van [naam 4] dat zij haar bestuurderskaart al langere tijd kwijt was en zij niet in het bezit was van een CE-rijbewijs, maar dit betekent nog niet dat bij aanvang van het bezoek op 14 december 2020 naar objectieve maatstaven door een redelijk waarnemer kon worden vastgesteld dat van een verhoor met het oog op de oplegging van een bestuurlijke boete aan eiseres sprake was. Het bedrijfsbezoek op 14 december 2020 was al op 8 december 2020 afgesproken, dus voordat de inspecteurs [naam 4] spraken. Pas na de verklaring van [naam 3] , die ongevraagd door [bestuurder] is bevestigd, moest een redelijk waarnemer naar objectieve maatstaven kunnen vaststellen dat [naam 3] daarna verhoord zou worden met het oog op een mogelijk aan eiseres op te leggen bestraffende sanctie. Daarna is aan [naam 3] niet meer gevraagd een verklaring af te leggen voordat aan hem de cautie is verleend. Na het geven van de cautie heeft [naam 3] daarnaast nog een verklaring gegeven voor het feit dat er door [bestuurder] is gereden op de bestuurderskaart van [naam 4] door te zeggen: “
Ik weet niet wat ik erover moet verklaren. Ik probeer wat om het te kunnen verdienen”. Anders dan de gemachtigde van eiseres heeft gesuggereerd, kan die uitspraak echt niet zo worden uitgelegd dat [naam 3] daarmee slechts in zijn algemeenheid heeft verteld dat hij een transportbedrijf heeft en dat hij daarmee zijn geld verdient.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat aan eiseres een boete van € 3.510,- wordt opgelegd;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand blijven;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.