In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 27 juli 2023, waarin de rechtbank had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken moest beslissen. Aangezien deze termijn was overschreden, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een termijn op van twee weken om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft gehandeld. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- wordt vergoed. De rechtbank benadrukt dat het niet aan haar is om een structurele oplossing te bieden voor de capaciteitsproblemen van de Dienst Toeslagen.