ECLI:NL:RBZWB:2025:3694
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van dividendbelasting en immateriële schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. dr. T.C. Gerverdinck, heeft een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst, die op 20 augustus 2024 het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2018 had afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen teruggaaf heeft verleend, waarbij zij verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting, noch op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de duur van de procedure aanleiding geeft tot een schadevergoeding van € 1.000, die volledig toerekenbaar is aan de bezwaarfase. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 226,75 toegewezen aan de belanghebbende. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot betaling van deze vergoedingen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.