ECLI:NL:RVS:2002:AE3582
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- H. Troostwijk
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor alleenstaande minderjarige vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 februari 2002. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, voor zover dit was gericht tegen de weigering om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als alleenstaande minderjarige vreemdeling te verlenen. De Staatssecretaris had op 8 november 2001 een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel afgewezen. De rechtbank had het beroepschrift in zoverre doorgestuurd aan de Staatssecretaris om als bezwaarschrift te behandelen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 april 2002 ter zitting behandeld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Venekamp, heeft zijn grief ingediend, waarin hij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 8 november 2001 een weigering bevatte om de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen. De Afdeling oordeelt dat de grief slaagt, omdat uit het besluit niet kan worden afgeleid dat er sprake is van een weigering van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De enkele vermelding van de meerderjarigheid van de vreemdeling in de motivering van het besluit kan niet worden opgevat als een weigering onder het beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de onbevoegdheid en bevestigt de uitspraak voor het overige. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 april 2002.