ECLI:NL:RVS:2010:BM3243
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een boete van € 8000,00 die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opgelegd aan [appellante sub 2] wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De boete werd opgelegd omdat [appellante sub 2] een vreemdeling arbeid liet verrichten zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 14 juli 2009 het besluit van de minister vernietigd, oordelend dat [appellante sub 2] niet als werkgever in de zin van de Wav kon worden aangemerkt. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, evenals [appellante sub 2]. Tijdens de zitting op 9 februari 2010 is de zaak behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellante sub 2] geen werkgever is in de zin van de Wav. De Afdeling verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat [appellante sub 2] wel degelijk als werkgever kan worden aangemerkt. De Afdeling concludeert dat de minister de boete terecht heeft opgelegd, maar dat de hoogte van de boete moet worden gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De boete wordt vastgesteld op € 7200,00. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van [appellante sub 2] wordt gegrond verklaard, met een veroordeling van de minister tot vergoeding van proceskosten.