In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de toepassing van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de verordeningen Vo 1408/71 en Vo 883/2004. Appellanten, die AOW-uitkeringen uit Nederland ontvangen en in België wonen, zijn als verdragsgerechtigden aangemerkt. Ze betogen dat de Zvw niet onder de materiële werkingssfeer van de verordeningen valt, maar dit standpunt wordt verworpen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt eerdere uitspraken en oordeelt dat de Zvw wel degelijk als sociale zekerheidsprestatie moet worden aangemerkt. De Raad wijst ook op eerdere uitspraken waarin de gronden van appellanten zijn verworpen. De Raad oordeelt verder dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 500,- aan de appellanten. Daarnaast worden de proceskosten van de appellanten vergoed. De uitspraak is gedaan op 6 januari 2017.