ECLI:NL:CRVB:2018:2570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in verband met onterecht ontvangen inkomsten en evenredigheid van opgelegde boete
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 3 mei 2014 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet. Na een onderzoek door de gemeente Rotterdam naar de rechtmatigheid van de bijstand, bleek dat appellant in de periode van 29 juli 2014 tot en met 28 augustus 2015 in totaal € 5.763,- aan stortingen en bijschrijvingen van derden op zijn bankrekening had ontvangen. Dit leidde tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om de bijstand van appellant te herzien en een bedrag van € 5.532,97 terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een wijziging van het terug te vorderen bedrag naar € 3.776,84. Daarnaast heeft het college appellant een boete opgelegd van € 1.170,- wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft de besluiten van het college in twee aangevallen uitspraken bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de kosten van bijstand heeft teruggevorderd. De Raad oordeelt dat appellant niet adequaat heeft ingelicht over de ontvangen inkomsten, wat een rechtsgrond vormt voor de herziening van de bijstand. De Raad heeft ook de opgelegde boete beoordeeld en geconcludeerd dat deze evenredig is, gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wijst de hoger beroepen van appellant af.