Uitspraak
16.5577 WIA
OVERWEGINGEN
vakantiebijslag reserveert;
genoten;
geen vakantiebijslag reserveert; en
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de bepaling van het dagloon van appellante in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante heeft een uitkering aangevraagd en het Uwv heeft het dagloon vastgesteld op basis van het loon dat appellante heeft ontvangen in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 mei 2008. Het Uwv heeft de eerste dagloondag bepaald op 1 september 2007 en het dagloon berekend door het loon van € 6.732,50 te delen door 195 dagloondagen. Appellante is het niet eens met deze berekening en stelt dat het Uwv alleen de gewerkte dagen in aanmerking mag nemen, wat zou resulteren in een hoger dagloon.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv de dagloonberekening correct heeft uitgevoerd volgens de bepalingen van het Dagloonbesluit. De Raad oordeelt dat de tekst van artikel 18, eerste lid, van het Dagloonbesluit geen ruimte biedt om af te wijken van de berekening die het Uwv heeft gemaakt. De Raad wijst erop dat het welvaartsniveau van appellante niet alleen afhangt van het loon op het moment van de ziekmelding, maar van het loon dat daadwerkelijk is genoten in het refertejaar. De beroepsgrond van appellante dat het dagloon geen redelijke afspiegeling vormt van haar welvaartsniveau wordt verworpen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 13 december 2018.