ECLI:NL:CRVB:2019:3805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met niet-gemelde inkomsten en verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante ontving vanaf 1 juli 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Roermond heeft echter vastgesteld dat appellante in 2014 inkomsten uit een pensioenuitkering ontving en langere tijd in het buitenland verbleef, zonder dit te melden. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening.
Na een aantal besluiten van het college, waaronder de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen, heeft appellante bezwaar gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraken gekeerd, terwijl het college incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de door appellante ontvangen pensioeninkomsten en de contante stortingen op haar bankrekening terecht als inkomen zijn aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan haar inlichtingenverplichting en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten gerechtvaardigd zijn. De Raad heeft het incidenteel hoger beroep van het college gegrond verklaard, waardoor de proceskostenveroordeling van de rechtbank is vernietigd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om alle relevante inkomsten te melden en de gevolgen van het niet-naleven van deze verplichtingen.