Uitspraak
20.412 WMO15
21 januari 2020, 19/5687 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
18 september 2019 beëindigd. Het college heeft namelijk van de begeleider van appellanten vernomen dat appellanten bij het IND-kantoor te kennen is gegeven dat zij niet in aanmerking komen voor een toekenning van rechtmatig verblijf. Het college maakt hieruit op dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van oordeel is dat appellanten geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben.
24 juli 2019 en 2 september 2019 gehandhaafd. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante 2 zich binnen drie maanden na aankomst in Nederland bij het college heeft gemeld en daarnaast als werkzoekende moet worden aangemerkt. Appellante 1 kan niet worden aangemerkt als werknemer en wordt daarom ook als werkzoekende aangemerkt. Gelet op het bepaalde in artikel 1.2.2, tweede lid, van de Wmo 2015 in combinatie met artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn 2004/38/EG (Richtlijn) hebben zij daarom geen recht op opvang.