In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van de bijstand van appellant, die kasstortingen en bijschrijvingen van derden op zijn bankrekening heeft ontvangen. Het college heeft deze bedragen terecht als inkomen aangemerkt en in mindering gebracht op de bijstand. De Raad oordeelt dat het college ten onrechte heeft gesteld dat het recht op bijstand in november 2016 niet kan worden vastgesteld vanwege gokactiviteiten van appellant. Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de gokactiviteiten en de gevolgen daarvan voor het recht op bijstand. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit ten onrechte in stand gelaten. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen over de herziening en terugvordering van de bijstand, waarbij het recht op bijstand over november 2016 opnieuw moet worden vastgesteld. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.