In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:501, wordt een belangrijke wijziging in de beoordeling van bijstandsrechten van gokkers besproken. De zaak betreft een bijstandsgerechtigde die vanaf 2 december 2016 bijstand ontving. Tijdens een heronderzoek door de gemeente Rotterdam werd vastgesteld dat hij gokactiviteiten had verricht, maar hij had deze niet gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam herzag de bijstand van de betrokkene over een bepaalde periode en vorderde onterecht gemaakte kosten terug. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het college, wat leidde tot hoger beroep van het college.
De Raad oordeelde dat de betrokkene voortaan aan de hand van pinopnames in een gokinstelling kan aantonen welke bedragen hij heeft ontvangen. Dit betekent dat de bijstandsgerechtigde niet langer verplicht is om een sluitende gokadministratie te overleggen, wat in de praktijk vaak onmogelijk is. De Raad stelde vast dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door de bijstand volledig in te trekken zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat de betrokkene met zijn gokactiviteiten niet meer dan zijn ingelegde bedragen had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de proceskosten van de betrokkene moest vergoeden.
Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor de manier waarop bijstandsrechten van gokkers worden vastgesteld en biedt meer ruimte voor bijstandsgerechtigden om hun inkomsten aan te tonen, zelfs als zij geen gedetailleerde administratie kunnen overleggen.