Op 2 oktober 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 30 juni 2021, waarin de Raad de beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevestigde. Verzoeker, die in het verleden studiefinanciering ontving, had verzocht om herziening van deze uitspraak, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden. De Raad wees het verzoek om herziening af en verklaarde dat de uitspraak van 30 juni 2021 in stand blijft. Tevens werd verzoeker een schadevergoeding van € 1.500,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met iets minder dan anderhalf jaar was overschreden, en dat de Staat der Nederlanden verantwoordelijk was voor deze schadevergoeding. De uitspraak benadrukte ook dat het taalgebruik van verzoeker tijdens de procedure onacceptabel was en dat herhaling daarvan consequenties kan hebben.