2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. Verweerder heeft op 18 mei 2015 een digitale aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2014 van eiseres ontvangen waarbij het volgende is aangegeven:
Inkomen in box 1
Pensioen, lijfrente of andere uitkering
Gemeente [plaatsnaam] -/- € 577
BBZ € 7.266
Belastbare winst -/- € 17.464
Belastbaar inkomen box 1 -/- € 10.775
2. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 1.426 opgenomen als aftrek specifieke zorgkosten. Deze kosten kunnen in 2014 niet in aftrek worden gebracht en zijn daarom aangemerkt als nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren.
De specifieke zorgkosten zijn in de aangifte 2014 als volgt gespecificeerd:
Kosten medicijnen € 959
uitgaven voor vervoer ivm ziekte € 75
totaal voor verhoging € 1.034
verhoging specifieke zorgkosten (40%) € 414
totaal na verhoging € 1.448
genees- en heelkundige hulp € 103
subtotaal € 1.551
Af: drempel uitgaven specifieke zorg kosten -/- € 125
totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 1.426
3. Op basis van de ingediende aangifte heeft verweerder met dagtekening 28 augustus 2015 aan eiseres een voorlopige aanslag IB/PVV 2014 opgelegd die resulteert in een door eiseres te ontvangen bedrag van € 2.692, inclusief € 16 aan vergoede belastingrente.
4. Met dagtekening 7 april 2016 heeft verweerder de definitieve aanslag IB/PVV 2014 aan eiseres opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen box 1 van -/- € 10.775. De aanslag resulteert in een te betalen bedrag van € 0. Tevens wordt daarbij de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (PGA) vastgesteld. Dit bedrag wordt bij beschikking vastgesteld en vermeld op het aanslagbiljet IB/PVV 2014. De totaal nog te verrekenen PGA bedraagt volgens deze beschikking:
Nog te verrekenen PGA uit voorgaande jaren € 720
Nog te verrekenen PGA 2014 € 1.426
totaal nog te verrekenen PGA € 2.146
5. Bij brief van 14 maart 2017 heeft verweerder aan eiseres een vragenbrief verzonden en om nadere informatie verzocht met betrekking tot de in de aangifte opgevoerde specifieke zorg kosten van € 1.426. Op 2 mei 2017 heeft verweerder een reactie daarop van eiseres ontvangen. Eiseres heeft daarbij geen stukken overgelegd. Verweerder heeft daarom bij brief van 16 mei 2017 nogmaals verzocht om nadere informatie met betrekking tot de in de aangifte opgevoerde specifieke zorgkosten. Op 13 juli 2017 heeft eiseres daarop gereageerd. Zij heeft daarbij een overzicht vergoeding van zorgkosten door VGZ overgelegd waaruit een bedrag van € 53,63 door eiseres betaalde medicijnen blijkt.
6. Bij brief van 2 augustus 2017 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen tot navordering over het jaar 2014. Eiseres is daarbij in de gelegenheid gesteld om te reageren.
7. Met dagtekening 9 oktober 2017 heeft verweerder aan eiseres een beschikking herziening nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek 2014 opgelegd. De eerder vastgestelde nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek 2014 (€ 1.426) is hierbij geheel gecorrigeerd. Hierdoor is het restant totaal nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek verlaagd van € 2.146 naar € 720. Het verzamelinkomen en de nihilaanslag IB/PVV 2014 zijn niet gewijzigd.
8. Naar aanleiding van het door eiseres tegen de herziening ingediende bezwaar heeft op 4 februari 2019 een hoorgesprek plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.
9. Met dagtekening 26 maart 2018 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Het verzamelinkomen en de aanslag IB/PVV 2014 zijn daarbij niet gewijzigd. De nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek 2014 is door verweerder verhoogd van € 0 naar € 74.
De totaal na 2014 nog te verrekenen PGA bedraagt op grond van de uitspraak op bezwaar:
Nog te verrekenen PGA uit voorgaande jaren € 720
Nog te verrekenen PGA 2014 € 74
Totaal nog te verrekenen PGA € 794
10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.”