ECLI:NL:GHARL:2025:5405

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
200.348.805
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasegeschil tussen Leaseproces B.V. en Dexia Nederland B.V. over onaanvaardbare financiële lasten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tussen Leaseproces B.V. en Dexia Nederland B.V. inzake effectenleaseovereenkomsten. Leaseproces, dat als gedaagde optrad bij de kantonrechter, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin Dexia als eiseres werd behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten voor de afnemer een onaanvaardbaar zware financiële last met zich heeft gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat er drie overeenkomsten zijn, waarvan de oorspronkelijke overeenkomst in 2000 is aangegaan en in 2003 is verlengd. Dexia heeft een bedrag van € 2.911,14 aan de afnemer betaald, maar de vraag is of Dexia ook gehouden is om twee derde deel van de door de afnemer betaalde rente en aflossingen te vergoeden. Het hof heeft de argumenten van Leaseproces en Dexia in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er bij de oorspronkelijke overeenkomst sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last, terwijl dit voor de verlengde overeenkomst niet kon worden vastgesteld. Het hof heeft het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en Dexia veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.805
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 9877721
arrest van 2 september 2025
in de zaak van
Leaseproces B.V.
die is gevestigd in Amsterdam
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: Leaseproces
advocaat: mr. J.B. Maliepaard
tegen
Dexia Nederland B.V.
die is gevestigd in Amsterdam
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: Dexia
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, (hierna: de kantonrechter) heeft tussen Dexia als eiseres en [de afnemer] (hierna: de afnemer) als gedaagde op 2 november 2023 een vonnis uitgesproken (hersteld bij beslissing van 21 december 2023, hierna: het bestreden vonnis). Daartegen heeft de afnemer hoger beroep ingesteld. Het verdere procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep.
1.2.
Het hof merkt op dat in de memorie van grieven en de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep, Leaseproces als procespartij staat vermeld. In de appeldagvaarding is de naam van de afnemer vermeld. Uit de memorie van grieven blijkt dat Leaseproces, na het instellen van het hoger beroep door de afnemer, door middel van cessie de vordering van de afnemer op Dexia heeft overgenomen. Daar is door Dexia geen bezwaar tegen gemaakt en Dexia gaat er in haar memorie kennelijk ook van uit dat Leaseproces nu procespartij is deze procedure. Het hof verstaat dit aldus dat de procedure in hoger beroep na de appeldagvaarding met instemming van partijen is voortgezet tussen Leaseproces en Dexia.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen Dexia en de afnemer zijn drie effectenleaseovereenkomsten ten aanzien van het product WinstVerDriedubbelaar tot stand gekomen met contractnummers [nummer1] , [nummer2] en [nummer3] . De overeenkomst met contractnummer [nummer3] is aangegaan in 2000 (hierna: de oorspronkelijke overeenkomst) en is in 2003 verlengd (hierna: de verlengde overeenkomst).
2.2.
Tussen partijen is in hoger beroep ten aanzien van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst in geschil of het aangaan daarvan voor de afnemer een onaanvaardbaar zware financiële last met zich bracht. Dexia heeft op 18 januari 2012 ten aanzien van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst een bedrag van € 2.911,14 aan de afnemer betaald, zijnde twee derde deel van de restschuld, vermeerderd met wettelijke rente. Indien sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last, is Dexia ook gehouden om twee derde deel van de door de afnemer betaalde rente en aflossingen, vermeerderd met wettelijke rente te vergoeden. De overeenkomsten met contractnummers [nummer1] en [nummer2] staan in dit hoger beroep niet ter discussie.
2.3.
Dexia heeft bij de kantonrechter gevorderd een verklaring voor recht dat zij met betrekking tot de drie overeenkomsten, na betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan de afnemer is verschuldigd, alsmede een veroordeling van de afnemer in de proceskosten.
2.4.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Dexia jegens de afnemer aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten met contractnummers [nummer1] en [nummer2] heeft voldaan. Ten aanzien van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst heeft de kantonrechter overwogen dat bij het aangaan daarvan geen sprake is geweest van een onaanvaardbaar zware financiële last. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Dexia jegens de afnemer aan al haar verplichtingen uit hoofde van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst heeft voldaan na betaling van de eventuele schadevergoeding die volgt uit de berekeningen die in het vonnis zijn weergegeven. De proceskosten heeft de kantonrechter gecompenseerd. In dit hoger beroep behandelt het hof de vorderingen van Dexia opnieuw voor zover deze zien op de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst.
2.5.
Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld. Deze feiten zijn niet bestreden, zodat ze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
2.6.
Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de weergave van de vorderingen van Dexia en de grondslagen daarvan. Deze weergave is in hoger beroep niet bestreden.
2.7.
In hoger beroep heeft Leaseproces grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het verweer van de afnemer niet werd gehonoreerd en de vorderingen van Dexia jegens de afnemer werden toegewezen. Verder heeft Leaseproces gevorderd de vorderingen van Dexia jegens de afnemer (thans Leaseproces) alsnog integraal af te wijzen en Dexia te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
2.8.
Dexia heeft in incidenteel hoger beroep één voorwaardelijk grief aangevoerd. Dexia heeft in principaal en incidenteel hoger beroep gevorderd Leaseproces niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans de door Leaseproces aangevoerde grieven te verwerpen en het bestreden vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van Leaseproces in de kosten van beide instanties.

3.Het oordeel van het hof

Schending zorgplicht, onaanvaardbaar zware financiële last?
3.1.
Bij de beoordeling van de vraag of bij het aangaan van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last zal het hof uitgaan van het hofmodel (zoals ontwikkeld in de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 en door de Hoge Raad aanvaard bij arresten van 29 april 2011). [1]
3.2.
Volgens Leaseproces is zowel bij de oorspronkelijke als bij de verlengde overeenkomst sprake geweest van een onaanvaardbaar zware financiële last. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015 volgt dat de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst zijn aan te merken als zelfstandige overeenkomsten. [2] Dat betekent dat voor de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst afzonderlijk dient te worden beoordeeld of bij het aangaan daarvan in respectievelijk 2000 en 2003 sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last. Het hof zal eerst ingaan op de oorspronkelijke overeenkomst.
3.3.
Leaseproces heeft aangevoerd dat indien wordt uitgegaan van de bedragen die de kantonrechter heeft gehanteerd, waaronder een factor W (de woonlasten boven de Nibud-norm) van € 177,36, tot de conclusie moet worden gekomen dat sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last. Volgens Leaseproces heeft de kantonrechter een rekenfout gemaakt. Het hof is van oordeel dat dit standpunt juist is. Indien wordt uitgegaan van de door de kantonrechter gehanteerde bedragen komt het besteedbaar inkomen (€ 1.618,89) namelijk beneden de bestedingsnorm (€ 1.668,87). In dit kader verwijst het hof naar de bedragen die hieronder in het arrest zullen worden genoemd, met dien verstande dat de kantonrechter in dit verband voor de factor W (woonlasten boven Nibudnorm) is uitgegaan van een bedrag van € 177,36. Ook indien wordt uitgegaan van het door Leaseproces gestelde bedrag aan factor W van € 193,05, welk bedrag Dexia in principaal hoger beroep niet heeft weersproken, is op grond van de door de kantonrechter gehanteerde bedragen sprake van een onaanvaardbaar zware financiële last. Dit maakt dat het principaal hoger beroep van Leaseproces in zoverre slaagt en dat het hof toekomt aan de voorwaardelijke incidentele grief van Dexia.
3.4.
Dexia heeft in incidenteel hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte de premie voor de levensverzekering heeft meegenomen in de berekening van factor W. Het hof is met Leaseproces van oordeel dat in dit geval de premie voor de levensverzekering in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van factor W. Leaseproces heeft met de door haar overgelegde stukken voldoende onderbouwd dat de levensverzekering is gekoppeld aan de verplichtingen van de afnemer in verband met de financiering van zijn woning. Uit de stukken volgt onder meer dat de afnemer de aanspraken uit zijn levensverzekering heeft verpand aan de bank die hem (ook) de hypothecaire lening heeft verstrekt. Dit maakt dat, uitgaande van de tussen partijen vaststaande bedragen, factor W moet worden vastgesteld op een bedrag van € 193,05.
3.5.
Het besteedbaar inkomen wordt in dit geval berekend aan de hand van de volgende formule: X + V - W - A - B. Daarbij wordt uitgegaan van de van de volgende bedragen:
X
Netto maandinkomen
€ 3.603,70
V
Vermogen per maand
€ 36,19 +
€ 3.639,89
W
Woonlasten boven Nibud-norm
€ 193,05
A
Verplichtingen oorspronkelijke overeenkomst
€ 398,11
B
Verplichtingen andere effectenleaseovereenkomsten
€ 1.445,53 -
Besteedbaar inkomen
€ 1.603,20
3.6.
De bestedingsnorm wordt berekend aan de hand van de volgende formule: Y + (0,1 x Y) + 0,15 x (X - Y). Uitgaande van de Nibud basisnorm in 2000 van € 1.187,70 (factor Y) en eerder genoemd netto maandinkomen (factor X), kan de bestedingsnorm van de afnemer op € 1.668,87 worden gesteld. Nu het besteedbaar inkomen beneden de bestedingsnorm komt, is ten aanzien van de oorspronkelijke overeenkomst sprake van een onaanvaardbaar zware financiële last.
3.7.
Wat betreft de verlengde overeenkomst kan niet worden geoordeeld dat bij het aangaan daarvan in 2003 sprake is geweest van een onaanvaardbaar zware financiële last. Leaseproces heeft onvoldoende financiële gegevens overgelegd die zien op de situatie bij het aangaan van de verlengde overeenkomst in 2003.
Schadeberekening
3.8.
Dexia heeft ten aanzien van de oorspronkelijke en de verlengde overeenkomst reeds twee derde deel van de restschuld betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Gelet op het voorgaande is Dexia daarnaast wat betreft de oorspronkelijke overeenkomst ook gehouden om twee derde deel van de door de afnemer betaalde rente en aflossingen, vermeerderd met wettelijke rente te vergoeden. Het exacte bedrag dat Dexia aan Leaseproces dient te vergoeden kunnen partijen zelf berekenen. Dit dienen zij te doen aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 en volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door afnemer niet of onvoldoende gemotiveerd is weersproken. [3]
De conclusie
3.9.
Het principaal hoger beroep van Leaseproces slaagt grotendeels en het incidenteel hoger beroep van Dexia faalt. Omdat Dexia grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Dexia veroordelen tot betaling van de proceskosten in de procedure bij de kantonrechter en van het principaal en incidenteel hoger beroep. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [4]
3.10.
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het bestreden vonnis, behalve de beslissing onder 5.1 van het dictum, die hierbij wordt bekrachtigd, en beslist als volgt:
4.2.
verklaart voor recht dat Dexia jegens Leaseproces aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met nummer [nummer3] heeft voldaan na betaling van de schadevergoeding die volgt uit de berekeningen als onder 3.8 van dit arrest is weergegeven;
4.3.
wijst de vorderingen van Dexia voor het overige alsnog af;
4.4.
veroordeelt Dexia tot betaling van de volgende proceskosten van Leaseproces:
tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 660,- aan salaris van de gemachtigde van de afnemer/Leaseproces;
in principaal hoger beroep:
€ 349,- aan griffierecht;
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van Leaseproces (1 procespunt x appeltarief II);
en in het incidenteel hoger beroep:
€ 607,- aan salaris van de advocaat van Leaseproces (0,5 procespunt x appeltarief II);
4.5.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.P. Giesen, M. Schoemaker en A.A.J. Smelt, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.

Voetnoten

2.HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:41.
3.HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:164.
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.