Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
- Omkering en verzwaring ten aanzien van het jaar 2015 (r.o. 4.2 tot en met 4.5)
- Redelijke schatting 2015 (r.o. 4.6 tot en met 4.11)
- Omkering en verzwaring ten aanzien van het jaar 2016 (r.o. 4.12)
- Inhoudelijke beoordeling 2016 (r.o. 4.13 tot en met 4.20)
- Omkering en verzwaring ten aanzien van de jaren 2017 en 2018 (r.o. 4.21)
- Redelijke schatting 2017 en 2018 (r.o. 4.22 tot en met 4.27)
- Boete (r.o. 4.28 tot en met 4.36)
- Belanghebbende is zich ervan bewust dat hij niet de vereiste aangifte had gedaan nu hij geen inkomen uit overige werkzaamheden in zijn aangifte had opgenomen. Dit terwijl de hoogte van de inkomsten uit overige werkzaamheden van dien aard zijn dat dit niet onopgemerkt had kunnen blijven.
- Ook het feit dat spontaan aangifte is gedaan geeft aan dat belanghebbende zich bewust was van de inkomsten en van het niet opnemen van de inkomsten in de aangifte.
- Uit de vermogensvergelijkingen volgt dat de netto-privéuitgaven van belanghebbende hoger zijn dan hij op grond van zijn aangegeven inkomsten had kunnen doen.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2022 gegrond;
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 februari 2024 ongegrond;
- verklaart het incidenteel hoger beroep van de inspecteur ongegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2022, met uitzondering van de beslissingen over de boetebeschikking 2016, aanslag IB/PVV 2017, aanslag Zvw 2017, de bijbehorende belastingrentebeschikking en de proceskosten en het griffierecht;
- verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep met betrekking tot de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2015, Zvw 2015, boetebeschikking 2015, IB/PVV 2016 en Zvw 2016, boetebeschikking 2017, en bijbehorende belastingrentebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2015, Zvw 2015, IB/PVV 2016 en Zvw 2016, en bijbehorende belastingrentebeschikkingen, alsmede de boetebeschikkingen 2015 en 2017;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.876 en wijzigt de bijbehorende belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- vermindert de navorderingsaanslag Zvw 2015 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen van € 13.876 en wijzigt de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.864 en wijzigt de bijbehorende belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- vermindert de navorderingsaanslag Zvw 2016 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen van € 11.534 en wijzigt de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de boetebeschikking 2015 en boetebeschikking 2017;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank van 1 februari 2024;
- bepaalt dat de inspecteur het bij het hof betaalde griffierecht van € 136 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.040,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).