ECLI:NL:HR:2013:BY4126
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid in vorderingen op basis van de Luchtvaartwet en de eisen van goede procesorde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Chipshol III B.V. en N.V. Luchthaven Schiphol. Chipshol had cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de Luchthaven in haar vorderingen op basis van artikel 55 van de Luchtvaartwet. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Luchthaven niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat deze samenhingen met een andere procedure die bij het gerechtshof Amsterdam aanhangig was. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de rechtbank niet buiten de rechtsstrijd van partijen was getreden. De Luchthaven had vorderingen ingesteld op basis van onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank de vorderingen terecht had afgewezen. De Hoge Raad benadrukte het belang van een samenhangende beoordeling van de schadevergoeding in de aanhangige procedure en oordeelde dat de Luchthaven niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vorderingen, omdat deze reeds in de andere procedure aan de orde waren. De Hoge Raad heeft ook de proceskostenveroordeling van de rechtbank bevestigd, waarbij Chipshol werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest onderstreept de noodzaak van goede procesorde en de samenhang tussen verschillende rechtsvorderingen.