1.2.Verzoekers raadsman mr. M.M. Kuyp heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen omdat de verklaringen van aangeefster wegens ongeloofwaardigheid niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daartoe heeft hij op 6 januari 2016 het volgende betoogd:
‘47. De verdediging verzoekt u cliënt vrij te spreken, bij gebreke van het wettig en overtuigend bewijs.
48. De kern van het verweer luidt dat geen bewijs bestaat dat cliënt zelfstandig enige geweldshandeling en/of wegnemingshandeling heeft verricht en dat evenmin sprake is van medeplegen.
49. De enige bewijsgrond waaruit de betrokkenheid van cliënt volgt is de verklaring van aangeefster. Aangeefster heeft verschillende verklaringen afgelegd. De verdediging zal betogen, dat deze verklaringen op de essentiële onderdelen, waar het gaat over de betrokkenheid van cliënt bij het gebeurde, onvoldoende betrouwbaar zijn, zodat deze niet tot het bewijs kunnen dienen.
50. Het dossier ontbeert bovendien de nodige ondersteuning voor de verklaringen van aangeefster, zodat onvoldoende bewijs bestaat tegen cliënt.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
51. De verdediging trekt geenszins in twijfel, dat aangeefster slachtoffer is van een verschrikkelijk strafbaar feit. De verdediging ontkomt er evenwel niet aan de verklaringen van aangeefster kritisch te bekijken, zo kritisch als nodig. Juist nu vast is komen te staan dat aangeefster tijdelijk buiten bewustzijn is geweest als direct gevolg van een harde klap tegen haar hoofd.
52. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven het volgende over de toestand waarin zij aangeefster aantreffen:
(..) Ter plaatse in de woning zagen wij, verbalisanten, dat de vrouw flink was toegetakeld. ( ) Wij verbalisanten zagen dat de vrouw een flink aantal bulten op haar gezicht had.. Wij, verbalisanten, zagen dat zij een flinke bult had op haar linker- en rechter voorhoofd, dikke kaak, opgezwollen jukbeen en dikke en opgezwollen oogkassen. Wij verbalisanten zagen en hoorden dat de vrouw (..) erg verward was. Wij, verbalisanten, hoorden dat zij erg moeilijk uit haar woorden kon komen. (..) Wij hoorden dat het slachtoffer erg veel moeite had, om verder ons te woord te staan. Ondertussen werd zij met spoed naar het Westeinde Ziekenhuis vervoerd, gezien het opgelopen hoofdletsel.
53. Wanneer aangeefster op 25 juni 2015 (bedoeld zal zijn: 2014, WHJ) wordt gehoord, merken verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op dat aangeefster nog verward was en dat zij als eerste om haar fiets vroeg.
54. De medische verklaring houdt onder meer in, dat sprake is van aangezichtsletsel.
55. Uit de verschillende verklaringen van aangeefster volgt dat zij buiten bewustzijn is geweest en bovendien lijkt het sleepspoor van bloed erop, dat aangeefster - om wat voor reden ook - bovendien zou zijn versleept over de vloer, terwijl zij daarover zelf niets verklaart, anders dan dat zij in de stoel zat en wakker werd naast/onder het bed.
56. Overigens spreken de foto’s van het slachtoffer boekdelen, over de ernstige toestand waarin het slachtoffer verkeerde.
57. Dat het geheugen averij op kan lopen bij enig hoofdtrauma, mag wel als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld. Ter illustratie beschrijf ik wat te lezen staat op de website van het AMC: (…)
58. Aangeefster verklaart onder meer over het toegepaste geweld: Proces-verbaal van bevindingen
Dat ene [verdachte] (..) haar geslagen had. (..) Hierna verklaarde [betrokkene 1] dat ook de broer in de woning was. Daarna hoorde wij, verbalisanten dat het een vriend van [verdachte] zou zijn.
Getuige [betrokkene 2] , de auditu (pas op 23 juli 201 4 gehoord:
(..) [verdachte] vertelde dat dit zijn broer was die ook voetbal kwam kijken. Ze zijn gaan zitten en namen wat te drinken. (..) Een kwartier nadat de wedstrijd begon, rond 18:15 uur, pakte de broer van [verdachte] haar vast en gooide haar op de grond. Vervolgens begon die broer tegen haar hoofd te schoppen. Ze heeft niet verteld hoe vaak maar hij zou zijn blijven schoppen. Ze vertelde mij dat de broer van [verdachte] haar daarna vast hield waarop [verdachte] haar is gaan schoppen en slaan tegen het hoofd. Vervolgens is ze flauwgevallen. Toen ze weer bij kwam zag ze dat ze vast werd gehouden door de broer van [verdachte] en door [verdachte] in haar buik geschopt werd. [verdachte] zou meermalen hard geschopt hebben. Hierop is zij weer flauwgevallen. (..) zij zegt zich nu niks meer te kunnen herinneren. Dit zou zijn door de traumatische ervaring of door het letsel wal zij heeft opgelopen.
(..) Zijn broer begon mij opeens te schoppen tegen mijn hoofd . Zomaar uit het niets.
(..) [verdachte] heeft het allemaal gedaan. (..) De 2de begon met tegen mijn hoofd slaan. (..) ik kreeg een klap op mijn achterhoofd en toen meerdere. Net zei je dat [verdachte] alles heeft gedaan, maar nu zeg je dat die tweede sloeg. Klopt met [verdachte] is het altijd ellende
(..) [verdachte] wilde gaan dansen voor mij en toen gaf die ander een klap tegen mijn hoofd, ik denk dat het een afleiding was.
(..) Die broer stond bij de vensterbank, [verdachte] ging dansen. Ik moest ook gaan zitten, daarna kreeg ik een klap en weet ik het niet meer. Ik denk dat ze vijf minuten bezig zijn geweest.(..)
(..) De broer ging bij de vensterbank staan en verschoof de bank naar voren [verdachte] ging eerst op de bank zitten, daarna zei hij ga jij maar zitten dan ga ik voor je dansen. Wat dacht je? Toen hij zou gaan dansen dacht ik Kom maar op. Waar kreeg je de eerste klap? Tegen mijn hoofd, waar weet ik niet, ik werd wakker half onder het bed. (..) Hoe weet ie dat [verdachte] jou geslagen heeft? 100% zeker, lk heb [verdachte] en die gast binnengelaten, Die andere begon met slaan, Ik heb niet gezien dat [verdachte] geslagen heeft.
(..) Hoe die andere mij hardhandig van achteren bij mijn haren beetpakte en vasthield, hoe [verdachte] mij in mijn buik stompte en schopte. (..) Ik kan mij nog herinneren dat zij samen geweld tegen mij gebruikt hebben. Dat weet ik 100% zeker. Die eerste klap kwam van die ander, want hij stond achter mij bij de vensterbank. [verdachte] stond toen voor mij van ik ga een beetje dansen.
59. Op grond van vorenstaande onderdelen moet worden vastgesteld, dat aangeefster wisselend verklaart over het op haar toegepaste geweld. Eerst verklaart ze dat cliënt zou hebben geslagen, vervolgens dat de ander zou hebben geslagen en geschopt. Tegen getuige [betrokkene 2] zou aangeefster hebben gezegd dat beide heren geweld zouden hebben toegepast Bij de politie verklaart ze echter weer dat ze niet gezien heeft dat [verdachte] zou hebben geslagen.
60. Opmerkelijk is verder dat aangeefster in haar eerste twee verklaringen bij de politie niets zegt over dansen van cliënt. Dat zij later zegt dat cliënt aanstalten zou hebben gemaakt te dansen en vervolgens dat hij ook daadwerkelijk zou hebben gedanst. Tegen getuige [betrokkene 2] zou ze over dit dansen weer niets gezegd hebben, maar dicht zij cliënt wel een grote rol toe waar het gaat om de gepleegde geweldshandeling.
Foslo
61. Dat aangeefster zich wel het een en ander herinnert, maar dat details zich niet goed in haar geheugen hebben genesteld, volgt naar mening van de verdediging ook uit de herkenning van [betrokkene 3] .
62. Aangeefster kan geen duidelijk signalement van [betrokkene 3] geven, wanneer haar gevraagd wordt naar zijn signalement. Hij zou een turkenbaard hebben. Een ringbaardje, geen volle baard, Ongeveer 26 jaar. Hij had kort haar. Een beetje [verdachte] type, zelfde lengte. Aangeefster verklaart niets over de kleding die hij gedragen zou hebben.
63. Opmerkelijk is dat wanneer aangeefster meewerkt aan de meervoudige foto-confrontatie, dat zij de personen op de foto’s 1, 7 en 8 het meest vond lijken. De foto van [betrokkene 3] stond op plek 1. Hieraan verbindt de verdediging de conclusie dat aangeefster blijkbaar op een oppervlakkige herinnering bewaart aan de 23ste juni 2015 (bedoeld zal zijn: 2014, WHJ), maar dat specifieke details ontbreken.
Objectieve vaststelling discrepanties -> onbruikbaar voor het bewijs
64. De enkele vaststelling dat aangeefster in al haar verklaringen op essentiële onderdelen wisselend heeft verklaard in combinatie met het feit dat aannemelijk is dat het geheugen van aangeefster rond de gepleegde mishandeling verstoringen heeft gekend, maakt reeds dat de verklaringen van aangeefster niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
65. Nu getuige [betrokkene 2] een zuivere de-auditu verklaring heeft afgelegd, waarvan de bron eveneens aangeefster is, is ook haar verklaring onbruikbaar voor het bewijs,
66. Datzelfde geldt voor het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Tweede grond voor objectieve twijfel betrouwbaarheid
67. Ook bevinden zich in de verschillende verklaringen van aangeefster op verschillende plekken conclusies. Niet meer valt vast te stellen, of deze conclusie ook op enig moment een verklaring omtrent een waarneming hebben beïnvloed. Zo staat onder meer te lezen:
- [verdachte] wilde gaan dansen voor mij en toen gaf die ander een klap tegen mijn hoofd, ik denk dat het een afleiding was.
(..) Nu ik terugdenk vermoed ik dat [verdachte] de aanstichter is van alles. Hij heeft een plannetje in elkaar gezet. Die andere kende ik helemaal niet eens. Ik kan mij nog herinneren dat zij samen geweld tegen mij gebruikt hebben. Dat weet ik 100% zeker. (..) Ik ben bang dat [verdachte] gaat proberen hier onderuit te komen. Hij heeft tijd zat gehad om na te denken daarbinnen.
68. Ook later (in de slachtofferverklaring) stelt aangeefster dat de verklaring van [betrokkene 2] enkel zou kloppen. Ook dit is een conclusie achteraf. Juist omdat aangeefster op geen enkel moment heeft aangegeven, dat zij bewust ergens enige onwaarheid heeft verteld, kan niet worden vastgesteld welk onderdeel van haar verklaringen de waarheid het dichtst benadert.
69. Ook omdat conclusie en waarnemingen aantoonbaar door elkaar lopen, kunnen de verklaringen van aangeefster niet voor het bewijs worden gebruikt.
70. Naast de objectieve vaststelling dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om bruikbaar te zijn voor het bewijs, is ook een tweetal subjectieve gronden aan te wijzen, die de betrouwbaarheid van de verklaringen aantasten.
71. Op de eerste plaats is wat aangeefster overkomen is verschrikkelijk en draagt zij daarvan nog altijd de gevolgen met zich. Het is invoelbaar dat - nu het cliënt is geweest die de dader in haar huis gebracht heeft - aangeefster wil dat er in ieder geval iemand wordt gestraft voor wat haar is overkomen. Er bestaat een bij aangeefster een wil tot criminalisatie.
72. Op de tweede plaats heeft aangeefster - gelet op de ingediende vordering - een materieel belang dat er iemand wordt veroordeeld.
73. Ook voornoemde twee reden, maken dat de verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te bezigen. De verdediging verzoekt u dan ook de verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
Vrijspraak
74. De verdediging verzoekt u dan ook cliënt vrij te spreken van het primaire en het subsidiaire bij gebreke van het wettig en overtuigend bewijs.’