Conclusie
- zijn handen onder de broek en het ondergoed van [betrokkene 1] gebracht en
- vervolgens de schaamstreek van [betrokkene 1] betast/aangeraakt,
welke feitelijkheid hieruit bestond dat hij, verdachte, voornoemde ontuchtige handelingen op onverhoedse en snelle wijze heeft gepleegd.”
(...) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het (...) incident, dat plaats vond op de [a-straat 1] te Vianen op (...) 26 mei 2014 tussen 09.30 en 10.30 uur. (...) Rond negen uur ging mijn deurbel. (...) Ik ben toen gaan kijken bij de deur. Ik zag [verdachte] lopen aan het eind van de galerij. (...) Ik ben toen weer teruggegaan naar bed en ik appte mijn moeder wat [verdachte] kwam doen. Mijn moeder zei dat ze het niet wist. (...) Ik probeerde nog te slapen maar een halfuur later ging de bel weer. Ik trok snel mijn spijkerbroek aan (...). (...) Ik had ook ondergoed aan, een BH en een string. Ik deed de deur open en [verdachte] stond daar en zei dat hij een gasfornuis had voor mij. Ik zei dat ik er al een had. Hij zei dat hij even wilde kijken of degene die hij had een betere was. Hij liep toen naar mijn keuken. (...) Hij zag een aquarium staan en vroeg wat ik daarmee ging doen. (...), ik zei dat hij dat wel mocht hebben. (...) Alle spullen zaten in een doos in de gang. In een kast bovenin. Ik moest echt op mijn tenen staan en met het puntje van mijn vingers kon ik bij de doos komen. (. . .) Op dat moment zei [verdachte] : ‘Ik til je wel even op. ’ Ik zei tegen hem dat het niet nodig was omdat de doos al kwam. Toen tilde hij mij wel op. Hij had zijn handen net zo onder mijn ribbenkast, waardoor het zeer deed. (...) Ik zei gelijk ‘Zet mijn neer! ’ Hij gleed toen met twee handen zo bij mijn heupen naar binnen, in mijn broek. Ik stond dicht tegen hem aan met mijn gezicht tegen de kast. Met de achterkant van mijn lijf stond ik tegen hem aan. (...) Hij gleed met zijn vlakke handen in mijn broek en ook onder mijn string. Hij is doorgegleden tot het punt dat hij niet meer verder kon. Het punt waar je handen de draai moeten maken om naar binnen te komen. Eigenlijk het punt waar je onderin je onderbroek komt. (...) Ik trok zijn handen uit mijn broek. Ik zei tegen hem: ‘Donder op naar [betrokkene 2] of naar de Hoeren! ’ Waarop hij zei: ‘ [betrokkene 2] merkt of voelt er niks van. Ik wil jou ook wel een halve meier betalen. ’. Ik zei dat hij normaal moest doen en dat ik er niet van gediend was. (...) Hij wreef met zijn handen naar beneden. Hij kietelde net onder mijn navel. Echt maar twee seconden, toen gleed hij verder naar beneden met de vlakke hand. (...) Ik kreeg een woedeaanval (...), daarna zakte ik door mijn knieën en begon ik te huilen. Ik ben naar het buurmeisje beneden gelopen, maar dat was niet thuis. (...) Ik ben toen naar [betrokkene 3] gegaan en die woont in de flat ernaast, in dezelfde flat als mijn vriend. Ik heb toen alles aan [betrokkene 3] verteld. Ik zei tegen haar dat mijn oom langs was geweest en zijn klauwen niet thuis kon houden. Ik zei tegen haar dat hij me had aangerand. (...) Ik heb toen mijn moeder gebeld op advies van [betrokkene 3] . Ik vroeg of mijn moeder naar [betrokkene 3] wilde komen. (...) Ik zei tegen mijn moeder dat hij zijn klauwen niet thuis had gehouden. (...), en ze zei dat ze eraan kwam. (...) Mijn moeder kwam. (...) Ik ben helemaal vergeten te vertellen dat hij wel tien keer heeft gezegd dat ik een lekker buikje heb. Vanaf het moment van optillen totdat hij wegging, heeft hij dat een aantal keren gezegd. (...)
“(...) Hierbij de rapportage van 27-5-2014, zoals u kunt lezen betreft een telefonisch contact.
“ [betrokkene 1] appte dat er iets vreselijks gebeurd is en of ze gebeld kan worden en iemand kan langskomen. Haar gebeld, verteld dat ze is aangerand door broer van stiefvader, gisterochtend. Hij tilde haar op toen ze niet bij een kast kon komen, dat wilde ze niet. Toen hij haar neerzette, deed hij zijn hand in haar broek en bleef teksten houden over haar mooie buik en dat zijn vrouw niets hoefde te weten.(...) ”
[betrokkene 4] , psychiater ACTjeugd. (…)
“(...) Zij belde bij mij aan. (...) Ze belde helemaal overstuur aan. Toen ze boven was zag ik dat ze aan het schokken en trillen was. Ik vroeg haar wat er was. Ze zei: ‘Mijn oom heeft zijn klauwen niet thuis kunnen houden’. (...) Ze heeft toen op mijn advies haar moeder gebeld. (...) Ik probeerde haar in de tussentijd rustig te krijgen in afwachting van haar moeder. Ik vroeg haar wat er was. Ze zei dat haar oom kwam en dat die visjes kwam halen of zo. Ze moest dat pakken uit een kast, ze kon daar niet goed bij. Ze had zich vervolgens uitgerekt of is op een stoel gaan staan. In ieder geval had hij haar opgepakt en dat hij met zijn hand in haar broek was gegaan.
Ze maakt een beweging met haar hand naar haar kruis. Ze schrok daar natuurlijk van. Ze kan best pittig zijn, maar op dat moment verstijfde ze, ze was overrompeld. (...) We hebben gewacht op haar moeder. Ze heeft toen hetzelfde verteld aan haar moeder. Haar moeder schrok ervan, ik ook. (...) Het was rond een uur of 10 of 11. (...), maar het was wel in de ochtend. (...) Ze kwam trillend, schokkend, huilend, naar adem snakkend binnen. Ik schrok me kapot. Ik heb haar nog nooit zo gezien. (...) Een oom van haar heeft dit gedaan, volgens mij iets met [verdachte] (...)
“(...) Ik was mijn haar aan het verven. Ik was in de badkamer. Mijn man zei je moet [betrokkene 1] bellen, nu. Ik heb het toen te horen gekregen. (...) Zoiets van je moet nu naar hier komen, ik moet je wat vertellen. Ik hoorde aan haar stem dat ze anders was. (...) Ze had me een appje gestuurd: ‘Wat moet [verdachte] voor de deur, ik lig nog in bed'. (...) Ik was naar haar vriendin [betrokkene 3] gegaan. Ze huilde. Zij vertelde wat hij gedaan had. (...) Achter elkaar. Hij kwam voor spullen van het aquarium. Ik weet niet precies wat voor spullen. Het stond in de bovenkast, een ingebouwde kast. Hij hielp haar. Hij tilde haar op en toen is hij met zijn hand in haar broek gegaan. Ze heeft iets gezegd van: ‘Wat zou [betrokkene 2] daar van vinden? ’. (...) Hij zou gezegd hebben: ‘Wat heb jij een lekkere kont, hier zou ik 50 euro voor over hebben gehad’. Zoiets. (...) Nadat ze mij het berichtje had gestuurd van dat hij voor de deur had gestaan, is hij nog terug gekomen. (...) ”
“(...) Ik ben naar haar toe gegaan. (...) Ik heb haar opgepakt om iets uit de kast te pakken, (...). Ik heb haar om haar middel beetgepakt en opgebeurd. Met haar rug naar mij toe, op haar tenen om het uit de kast te pakken. Dus met haar borst tegen naar de kast toe. (...) Ze kon er niet bij. (...) ”
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van - kort gezegd - feitelijke aanranding van de eerbaarheid ex artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het aan hem tenIastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Primair heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van aangeefster [betrokkene 1] (hierna: aangeefster) dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaring onbetrouwbaar is en in strijd met de waarheid is afgelegd. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, gelet op het wettelijk bewijsminimum, inhoudende dat het bewijs niet louter kan worden gebaseerd op één enkele getuige(nverklaring). Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de voor een bewezenverklaring vereiste overtuiging ontbreekt.
Blijkens de stukken in het dossier is verdachte - de oom van aangeefster - op 26 mei 2014 op bezoek geweest bij aangeefster in haar woning te Vianen. Verdachte heeft dit niet betwist. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar tegen haar zin in net onder haar ribbenkast optilde, toen zij een doos wilde pakken die op een van de bovenste planken van een kast in de hal stond. Hoewel verdachte aangeefster weer neerzette nadat zij dit vroeg, gleed verdachte vervolgens met zijn handen vanaf haar heupen haar broek in tot het punt dat hij niet verder kon. Verdachte raakte haar eveneens onder haar string aan met zijn hand. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte zei dat hij er wel geld voor wilde betalen.
Anders dan de raadsman ziet het hof geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Daarbij neemt het uitdrukkelijk in overweging dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 6] . Deze getuigen hebben beiden, afzonderlijk van elkaar, zelf de emoties van aangeefster waargenomen en deze waarnemingen gedaan kort nadat het incident tussen verdachte en aangeefster had plaatsgevonden. De in eerste aanleg bij de rechtbank afgelegde verklaringen van de getuigen [betrokkene 7] en [betrokkene 8] maken, mede gezien die ondersteuning, het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster niet anders.
eerste middelbehelst de klacht dat het hof ten onrechte en in afwijking van een door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt de verklaring van de aangeefster tot het bewijs heeft gebezigd, althans dat het hof is afgeweken van het door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, inhoudende dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is, zonder daartoe (in voldoende mate) de redenen op te geven die tot de afwijking hebben geleid.
2. De rechtbank heeft ten onrechte de verklaring van aangeefster [betrokkene 1] als betrouwbaar aangemerkt. Opmerkelijk is in de eerste plaats het tijdsverloop tussen incident en aangifte en tevens het feit dat aangeefster niet exact weet wanneer het zou hebben plaatsgevonden. Het enkele feit dat aangeefster hetzelfde verhaal vertelt maakt haar verklaring, anders dan de rechtbank overweegt, echter nog niet betrouwbaar.
3. Het verhaal van aangeefster staat bovendien haaks op dat van [verdachte] . Bij het bezoek van [verdachte] aan aangeefster waren geen derden aanwezig. De getuigen die zijn gehoord verklaren slechts over hetgeen zij van aangeefster hebben vernomen.
Uit het dossier volgt dat aangeefster na het vermeende incident samen met ‘de moeder van [betrokkene 7] ’ oftewel [betrokkene 8] naar de politie is gereden (…). Aangeefster geeft de personalia en adresgegevens van zowel [betrokkene 7] , als diens moeder [betrokkene 8] op.
4. Politie heeft hen echter nooit benaderd voor het afleggen van een getuigenverklaring. De dagvaarding volgt ruim anderhalf jaar later eind januari 2016, een maand voor de zitting bij de rechtbank. Het is dan ook niet vreemd dat [betrokkene 7] en [betrokkene 8] , die vlak voor de zitting horen dat deze kwestie schijnbaar een staartje heeft gekregen, met hun verhaal komen. [betrokkene 7] verklaarde bij de rechtbank immers dat hij dacht dat de zaak al was afgedaan. Overigens kwam de dagvaarding voor [verdachte] eveneens rauw op zijn dak.
De rechtbank heeft een dergelijk tijdsverloop dan ook ten onrechte onbegrijpelijk geacht. Dit kan en mag echter niets af doen aan de aannemelijkheid van de verklaring van [betrokkene 8] .
5. Hetzelfde kan gezegd worden over de overweging van de rechtbank dat [betrokkene 7] niet weet of zij bij de melding, het informatieve gesprek of het doen van aangifte is mee gegaan naar de politie. Zij verklaart immers slechts over hetgeen zij tijdens een autorit naar het bureau van aangeefster heeft vernomen. Bij het gesprek zelf is zij niet aanwezig geweest. Dat zij anderhalf jaar later de exacte datum niet meer weet of dat het ging om een melding of aangifte is dan ook niet vreemd.
De strekking van haar onder ede afgelegde verklaring is duidelijk: Aangeefster gaf aan dat hetgeen zij zojuist een de politie had verteld in strijd met de waarheid was, omdat zij de familie kapot wilde maken.
6. Daar komt bij dat [betrokkene 7] , iemand die aangeefster goed kent, onder ede heeft verklaard dat aangeefster hem maar ook anderen vals beschuldigde van allerlei zaken. Dergelijke, onder ede afgelegde verklaringen, in combinatie met de achterliggende psychische problematiek van aangeefster en het ontbreken van daadwerkelijke getuigen, plaatst de aangifte zoals door de Officier destijds terecht verwoord, in een heel ander perspectief.
7. Een ander kritisch punt is bovendien dat aangeefster stelt een strakke spijkerbroek aan te hebben gehad, hetgeen de verweten gedragingen bovendien zal bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken.
Tot slot geldt nog dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, uit het dossier en de overgelegde facebookberichten weldegelijk volgt dat er sprake was van een ruzie binnen de familie [van verdachte] .
8. Het is vaste jurisprudentie dat een verklaring slechts tot het bewijs mag worden gebezigd wanneer deze naar het oordeel van de rechter als betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid afgelegd kan worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de verdediging doorstaat de aangifte deze toets niet en heeft de rechtbank deze ten onrechte voor het bewijs gebruikt. De aangifte is immers onbetrouwbaar en in strijd met de waarheid afgelegd en dient derhalve te worden uitgesloten van het bewijs, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden (…)”.
tweede middelbehelst, bezien in samenhang met de toelichting daarop, de klacht dat het hof het bewijs van het ten laste gelegde in strijd met het bepaalde in art. 342, tweede lid, Sv uitsluitend heeft aangenomen op de verklaring van één getuige, althans dat het hof daarbij onvoldoende is ingegaan op een ter zake door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.