Conclusie
eerste middelbehelst de klacht dat het hof zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van aanwezig hebben van 436 kilo amfetamine ontoereikend heeft gemotiveerd.
Ik woon op de [a-straat 1]. Op [a-straat 2] woont mijn moeder nu. Officieel is [a-straat 2] van mij en [a-straat 1] van mijn moeder. Maar ik woon nu met mijn gezin sinds een aantal jaar in het huis van mijn moeder. En mijn moeder in mijn huis.
V: Bij de doorzoeking in jouw woning gisteren zijn er allerlei goederen en stoffen aangetroffen in en rondom jouw woning.
A: Ik heb gisteren al verklaard tegen een collega, dat de ruimte achter de woning van [a-straat 2] onderhands verhuurd was. Ik had deze verhuurd aan een man, die ik ken als [betrokkene 1].
V: Welke ruimte had je verhuurd?
A: Dat is de ruimte achter de schuur van [a-straat 2]. Dat is de ruimte waar die twee vrieskisten stonden.
Ik was er een keer bij toen waren ze wat aan het koken in een pannetje in de ruimte daarvoor, waar dat bureau stond.
V: Je hebt het over 'zij'?
A: [betrokkene 1] en zijn hulpje.
V: Hoe kwam hij dan binnen? Had hij een sleutel?
A: Nee waar hij moest zijn was open, soms vroeg hij om de sleutel van de roldeur. Die gaf mijn vrouw dan. Ze waren er ook vaak als ik er niet was. Ik zag dan later dat ze geweest waren want dan zag ik weer spullen staan en vaten met iets. Ik vond ook spullen buiten die ruimte, dan die ze gehuurd hadden.
A: Er zaten resten van speed in.
V: Wat deed je dan op de zolder toen de politie voor de deur stond?
A: Ik probeerde die emmers uit het zicht te zetten.”
tweede middelbehelst de klacht dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden.