ECLI:NL:PHR:2019:571
Parket bij de Hoge Raad
- G. Knigge
- Rechtspraak.nl
Diefstal van brandstof met een gestolen tankpas en de juridische kwalificatie daarvan
In deze zaak gaat het om de vraag of het tanken van brandstof met een gestolen tankpas kan worden gekwalificeerd als diefstal van die brandstof. De verdachte, geboren in 1996, werd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, in dit geval een gestolen tankpas. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) overgenomen, die stelde dat het tanken met een gestolen tankpas niet kan worden aangemerkt als diefstal van de brandstof. De AG betoogde dat de verdachte niet met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening handelde, omdat de pomphouder door de verkoop van de brandstof geen schade leed. De zaak is behandeld op 28 mei 2019, en de Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het hof vernietigd. De AG concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan diefstal, omdat het gebruik van de tankpas niet leidde tot een wederrechtelijke toe-eigening van de brandstof. De zaak roept belangrijke vragen op over de juridische kwalificatie van het gebruik van gestolen goederen en de bescherming van eigendomsrechten.