‘’Het klaagschrift is gericht tegen (het voortduren van) de inbeslagneming en (daarmee kennelijk tevens) tegen het uitblijven van een last tot teruggave van het inbeslaggenomene aan klager.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dictum van de beslissing van de meervoudige raadkamer van deze rechtbank naar aanleiding van de vordering tot verlof ex art. 552p, tweede lid Sv van 10 oktober 2018, van voornoemd klaagschrift en de schriftelijke verklaring (met bijlagen) van de officier van justitie A.M. Dingley d.d. 15 november 2018.
(…)
Overwegingen
De raadsman van klager heeft in raadkamer allereerst betoogd dat de Verenigde Staten geen rechtsmacht in deze zaak hebben. De VS kan daarom ook niet met succes een beroep doen op het Verdrag van 12 juni 1983. [klaagster] is bovendien nooit in de territoriale wateren van de VS geweest.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een strafbaar handelen dat in beide landen strafbaar is. De kernbron voor het vermeend strafbaar handelen en de grondslag van de zoeking en de inbeslagneming (te weten het rechtshulpverzoek en andere relevante documenten/ correspondentie) is niet vrijgegeven. Indien de rechtbank het verzoek om dit te kunnen toetsen, afwijst, is klager van mening dat de zoeking en inbeslagneming onrechtmatig is.
Doordat de 552p Sv-procedure is gevoerd, die procedure in strijd is gevoerd met de wet (552p Sv en 23 Sv), de beginselen van behoorlijke procesorde (hoor en wederhoor) en op grond van een onjuist gehanteerde maatstaf, is klager geen eerlijke en evenwichtige procedure gegeven. Het doorkruist bovendien een eerlijke procedure in deze zaak zodat sprake is van een onherstelbare schending van het recht op een fair trial ex art. 6 EVRM.
Het klaagschrift dient daarom gegrond te worden verklaard en alle in beslag genomen zaken dienen te worden geretourneerd.
Deze in beslag genomen zaken betreft privacy- en bedrijfsgevoelige informatie die niets van doen heeft met de zeereis van het zeeschip [A] , aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen een aanhouding van de zaak teneinde de officier van justitie te gelasten onder meer het rechtshulpverzoek te verstrekken en deze stukken te kunnen toetsen. De officier van justitie heeft zich ook verzet tegen teruggave van de in beslag genomen goederen.
Volgens de officier van justitie is er sprake van jurisdictie van de VS in deze zaak en is het rechtshulpverzoek gebaseerd op een Verdrag, - het Verdrag aangaande Wederzijdse Rechtshulp tussen de VS en Nederland (2004). Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat er sprake is van dubbele strafbaarheid. Het verzoek was voor inwilliging vatbaar; het OM heeft dan ook de plicht om de in beslaggenomen goederen aan de verzoekende autoriteiten in de VS over te dragen. Het geheim houden van stukken is in deze zaak mogelijk. Dit belang is boven het belang van verdachte gesteld. In de art. 552p Sv-procedure is gesteld waarom de VS de geheimhouding van stukken wil en dit is toegestaan door de meervoudige raadkamer. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat thans de art. 552p Sv-procedure en hetgeen daaromtrent is aangevoerd, niet relevant is. Het betreft nu enkel de beoordeling van het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, en dit is een summiere/ marginale toets.
Maatstaf is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Daarbij is in dit geval van belang dat het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak.
Het OM is -anders dan de raadsman- van oordeel dat privacy-, bedrijfsgevoelige informatie en het mogelijk commercieel nadeel voor klager geen criteria zijn of goederen in beslag genomen kunnen worden. Er is in deze zaak een belang van strafvordering aanwezig, zodat het klaagschrift voor zowel het fysieke als het digitale beslag ongegrond dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vele fysieke documenten en digitale data die in beslag zijn genomen, kan van de opsporing niet worden gevraagd om te beoordelen welke inbeslaggenomen zaken kunnen worden teruggegeven, aldus de officier van justitie.
In het kader van de uitvoering van een rechtshulpverzoek vanuit de VS zijn goederen in beslag genomen.
Door de rechtbank is op 10 oktober 2018 in een procedure ex art. 552p Sv beslist dat deze goederen aan de VS kunnen worden overgedragen. Door klager is cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
Door klager is op grond van art. 552a Sv een klaagschrift ingediend.
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Dit is een marginale toetsing. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in een strafzaak, het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voorwerp zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer.
Klager is in zijn overgelegde pleitnota en ook mondeling ingegaan op de volgens hem onjuiste beslissing genomen in het kader van de procedure ex art. 552p Sv. Zoals vermeld heeft de klager cassatie ingesteld zodat reeds daarom de in het kader van de procedure ex art. 552p Sv aangevoerde argumenten geen bespreking behoeven.
Het klaagschrift in het kader van de onderhavige procedure is ingekomen op 19 april 2018. Op het klaagschrift in het kader van de procedure ex art. 552p Sv is op 10 oktober 2018 een beschikking gekomen waartegen op 23 november 2018 cassatie is ingesteld.
Alhoewel er materieel gezien in de onderhavige procedure sprake lijkt te zijn van een hoger beroep zal de rechtbank klager niet niet-ontvankelijk verklaren gelet op de hiervoor genoemde data.
De rechtbank merkt op dat in art. 552p lid 4 Sv expliciet verwezen wordt naar art. 552a Sv. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat dezelfde maatstaf van toepassing is in beide procedures. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat in het kader van art. 552p Sv het verzoek van de officier van justitie is getoetst aan voormelde maatstaf.
Omdat de maatstaf als hiervoor genoemd al door de rechtbank in acht is genomen en er op basis van die maatstaf een beslissing is genomen, zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.’’