4.1De bestreden beschikking houdt in:
Het klaagschrift strekt tot teruggave van de onder klager in beslag genomen voorwerpen ter zake waarvan klager nog geen kennisgeving van ontvangst heeft ontvangen, te weten:
1. Geldbedrag somme zijnde EUR 1080,- (goednummer: 2771032);
2. Autosleutel (zwart) (goednummer: 2771033);
3. Mobiele telefoon (zwart), merk: Samsung (goednummer: 2770828).
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken:
1. Onder klager zijn de voornoemde goederen op 24 januari 2021 op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen, met uitzondering van de mobiele telefoon, welke op 23 januari 2021 op de voet van artikel 94 Sv in beslag is genomen;
2. Klager heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen;\
3. Het beslag is gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen klager als verdachte.
Standpunt van klager
De raadsman van klager heeft ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat aangevoerd dat klager bezwaard wordt door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven een last tot teruggave. Daarvoor voert de raadsman van klager aan dat klager zijn telefoon dagelijks gebruikt. Voorts voert de raadsman van klager aan dat klager door de inbeslagname van het geldbedrag niet in staat is om aan al zijn verplichtingen te voldoen. De raadsman van klager merkt ten slotte op dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de gevraagde teruggave, nu niet valt in te zien hoe het voortduren van het beslag kan bijdragen aan de waarheidsvinding, alsmede dat gelet op de tegen klager gerezen verdenking het onwaarschijnlijk is dat de inbeslaggenomen goederen verbeurd worden verklaard. Tevens heeft de raadsman ter terechtzitting een pleitnotitie overlegt, welke als bijlage aan deze beschikking wordt gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofd- of ontnemingszaak zaak te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, doorgaans nog niet compleet is. Daarnaast moet worden voorkomen dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654). Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van in beslag genomen voorwerp. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in een strafzaak, het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en/of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voorwerp zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer.
Met betrekking tot het beslagen geldbedrag
Op grond van de zich op dit moment in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Verdachte is gezien in een auto, waarin na controle hennepresten is aangetroffen in een bigshopper-tas. Naar eigen zeggen ging het volgens verdachte om ‘afval’ en wilde hij dat weggooien. Hierop hebben verbalisanten zijn woning gecontroleerd en is in één van de slaapkamers waar verdachte verbleef een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Het onderzoek naar deze verdenking loopt nog en het geldbedrag is in beslag genomen met het doel wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. De rechtbank overweegt voorts dat de rechter-commissaris inmiddels een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag heeft afgegeven, alsmede dat het Openbaar Ministerie het wederrechtelijk verkregen voordeel thans heeft ingeschat op circa 11.000 euro.
De procedure in raadkamer behelst een summier karakter: het is niet aan de rekestenrechter om vooruit te lopen op de inhoudelijke behandeling door de strafrechter. Klager heeft verklaard dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. In het kader van deze procedure is dat echter niet vast te stellen. Zoals hiervoor is overwogen blijkt namelijk uit het voorlopige dossier dat er een in werking zijnde hennepkwekerij in het huis van klager is aangetroffen. Naar algemene ervaringsregels is bekend dat met de kweek van hennep grote geldbedragen verdiend kunnen worden. In onderhavige situatie is het daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat het geldbedrag in bewaring moet blijven voor het aantonen van eventueel wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat het wellicht uit de baten van hennepkweek komt. In hoeverre dit het geval is, zal door de strafrechter – later oordelend – worden beoordeeld. Op dit punt in de procedure acht de rechtbank het dus niet hoogst onwaarschijnlijk dat het geldbedrag verbeurd zal worden verklaard of dat aan klager – gelet op de verdenking -– een ontnemingsvordering zal worden opgelegd. Het strafvorderlijk belang is dus nog altijd aanwezig hetgeen met zich brengt dat er een belang is bij het voortduren van het beslag.
Het beklag ten aanzien van het geldbedrag zal daarom ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot de autosleutel
Op grond van de zich op dit moment in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich in dit geval niet verzet tegen beëindiging van het beslag op de autosleutel. De rechtbank overweegt echter dat er in het dossier aanwijzingen zijn dat klager in een huurauto reed en dat klager later heeft aangegeven de auto van zijn vader zou zijn. Voor beide verklaringen zou gelden dat in ieder geval klager dus niet de juridische eigenaar is van de auto. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet klager, maar een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de auto sleutel moet worden beschouwd.
Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard
De rechtbank
verklaarthet beklag
ongegrond, ten aanzien van
- Geldbedrag somme zijnde EUR 1080,- (goednummer: 2771032);
- Autosleutel (zwart) (goednummer: 2771033);