Voetnoten
1.Het gaat hier om advocaten in dienstbetrekking bij Shell . Omdat in alle processtukken daarvoor de term “in-house counsels” wordt gebruikt zal ik dit in deze conclusie ook doen.
2.Zie hiervoor de vordering van de officier van justitie d.d. 4 maart 2019 en de klaagschriften van de in-house counsels d.d. 6 november 2019.
3.De stukken die betrekking hebben op de procedure die bij de rechter-commissaris is gevoerd, zijn weliswaar door de griffie van de Hoge Raad opgevraagd maar tot op heden door de rechtbank niet aan de Hoge Raad toegezonden. Deze stukken zijn wel als bijlagen gevoegd bij het klaagschrift van Shell dat is ingediend op 21 oktober 2019. Het gaat om:
4.De rechter-commissaris is tot deze beslissing gekomen nadat zij daartoe eerst onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3076) had overwogen dat zij bevoegd is om te beslissen wanneer een beslagene buiten een klaagschrift om aanvoert dat onder de bij hem in beslag genomen goederen, zich voorwerpen bevinden waarop het verschoningsrecht van toepassing is. 5.Zoals weergegeven in de bijlagen 2 tot en met 5 bij het klaagschrift van Shell van 21 oktober 2019.
6.Uit de stukken komt naar voren dat het gaat om interne communicatie van de in-house counsels binnen Shell en om externe communicatie van de in-house counsels met onder andere externe advocaten. Met name die laatste communicatie zou onder een afgeleid verschoningsrecht kunnen vallen.
7.Association of Corporate Counsel, www.acc.com.
8.European Company Lawyers Association, https://ecla.online.
9.The Association of General Counsel and Company Secretaries of the FTSE100.
10.Uit de vordering van de officier van justitie d.d. 4 november blijkt dat allen als advocaat in hun landen van herkomst zijn ingeschreven en in de pleitnota die op 15 oktober 2020 in raadkamer namens de in-house counsels is overgelegd (het deel van de nadere toelichting op de individuele klaagschriften) wordt per jurisdictie toegelicht waarop de geheimhoudingsplicht is gebaseerd. Ook de klager [klager 6] , die in Zwitserland als advocaat is ingeschreven komt een geheimhoudingsplicht toe, maar in Zwitserland kunnen advocaten in dienstbetrekking geen beroep doen op het verschoningsrecht. Voor zover ik dat uit de stukken kan afleiden is de geheimhoudingsplicht van de klagers op grond van de jurisdictie in het land van herkomst niet betwist.
11.Innovatiewet Strafvordering, Kamerstukken 35869, nr 6 en nr.8 (brief van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor rechtsbescherming d.d. 17 december 2021 aan de voorzitter van de Tweede Kamer inzake de voortgang van de invoering).
12.Zie voor een overzichtelijke beschrijving van een dergelijke ‘tussenstapprocedure’ de noot van Vellinga-Schootstra onder 3 bij HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3076, 14.Zie onderdeel 6.3 Voda en De Wolff a.w. p. 127. Zie ook HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1048, NJ 2021/117, m.nt. Kooijmans, over het van behandelend artsen afgeleide verschoningsrecht van een directeur van een ambulancebedrijf aan wie dossiers van patiënten ter beschikking worden gesteld. 17.Onderdeel van de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit, Stb. 2014, 445.
19.UN Basic Principles on the Role of Lawyers, Adopted by the Eighth United Nations Congress on the Prevention of Crime and theTreatment of Offenders, Havana, Cuba 27 August to 7 September 1990
20.IBA International Principles on Conduct for the Legal Profession, adopted on 28 May 2011 by the International Bar Association
21.Te raadplegen via de website van de Nederlandse Orde van Advocaten: https://regelgeving.advocatenorde.nl/content/code-conduct-european-lawyers
22.Bij wet van ter uitvoering van de op 21 juni 1999 te Luxemburg tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en tot aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zijn o.a. de art. 2a,16h, 16b in die zin gewijzigd dat na de zinsnede «in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» ingevoegd: of in Zwitserland.
23.Hierover is overvloedige literatuur voorhanden. Een greep daaruit, waarvan ik voor dit korte overzicht gebruik heb gemaakt: F.A.W. Bannier, W.L.J.M. Duijst, N.A.M.E.C. Fanoy, A.P.H. Meijers en J.M. Tempelaar, Beroepsgeheim en verschoningsrecht; handboek voor de advocaat, medisch hulpverlener, notaris en geestelijke, Den Haag: Sdu Uitgevers 2008; T. Bertens & F. Vellinga-Schootstra, ‘Grondslagen en strafprocessuele gevolgen van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de arts, advocaat en notaris’, Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland. Preadviezen 2013, Den Haag: Boom Juridisch Uitgevers 2013; S. Boekman, bewerkt door F.A.W. Bannier en N.A. de Leon- van den Berg, Advocatentuchtrecht, Wolters Kluwer, Deventer 2021; N. Fanoy , De geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2018; F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Uitgeverij Gianni, Maastricht 2004; R. Jansen, Legal privilege and transnational evidence-taking (diss. 3 december 2021 Tilburg), Tilburg: Tilburg University 2021; D. de Wolff, Kernwaarden van de advocatuur, Deventer: Wolters Kluwer Deventer 2020.
25.HR 25 oktober 1985, NJ 1986, 176, rov. 3.2.1. – 3.2.2.
26.HR 20 juni 1968, NJ 1968, 332; HR 9 juni 1992, NJ 1992, 776.
27.F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Uitgeverij Gianni, Maastricht 2004, p. 169; De Wolff p. 138-139.
28.Zie bijvoorbeeld Fanoy a.w., p. 140-158
29.Vastgesteld door de NOvA op 14 februari 2018.
30.Opmerking verdient wel nog dat het verschoningsrecht in zoverre niet absoluut is, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt, ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd moet prevaleren boven de eerbiediging van het verschoningsrecht. Zie HR 1 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9066, NJ 1986/173, rov. 3.6. 31.Zie De Wolff, a.w., p. 129 e.v.
32.Zie De Wolff a.w., p. 136 e.v.
33.HR 17 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:68, NJ 2021/118, m.nt. Kooijmans, rov. 6.2.1.-6.2.2. 34.Deze verhelderende onderverdeling is ontleend aan de conclusie van AG Harteveld voorafgaand aan HR 17 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:68, NJ 2021/118, m.nt. Kooijmans. 35.Zie ook G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 149.
36.Zie de ambtelijke eindversie van de concept-Memorie van Toelichting bij art. 1.6.7 (dat in de plaats zal treden van art. 218 Sv) van het Wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (juli 2020), p. 180
37.Zie Fanoy a.w. p. 90-91.
38.HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2783 , NJ 2016/55, m.nt. F. Vellinga-Schootstra en HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:110, NJ 2016/163 m.nt. F. Vellinga-Schootstra, over het opnemen in de cc-regel van een advocaat met geen ander doel dan de e-mail onder de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht te brengen. 39.Zie De Wolff, a.w. p. 140.
40.N. Mannheims en R. Felix in P.T.C. van Kampen en N. van der Laan, Handboek verdediging, derde druk, Wolters Kluwer Deventer 2021, p. 106-107. Zij maken hierbij de kanttekening dat dit anders is wanneer de advocaat zijn cliënt hierbij in zijn functie van advocaat heeft geadviseerd, in welk geval de informatie weer wel onder het verschoningsrecht valt. Zij raden dan ook aan dat de advocaat die ook andere niet-advocatuurlijke functies uitoefent ten behoeve van zijn cliënt er goed aan doet hierover verschillende dossiers aan te leggen.
41.Zie bijvoorbeeld Fernhout, a.w. p. 183.
42.HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9262, dat het om Amerikaanse advocaten ging blijkt uit de conclusie van AG Vellinga, voorafgaand aan dit arrest. Zie ook HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1070, NJ 2018/74, m.nt. Vellinga-Schootstra. In deze zaak was bij beslag op stukken een foto gemaakt van een brief van een Duitse advocaat. In die zaak werd het middel waarin gesteld werd dat de betrokken brief onder het verschoningsrecht viel van de Duitse advocaat verworpen omdat hetgeen door de klager werd aangevoerd voor de rechtbank kennelijk onvoldoende was voor de gevolgtrekking dat er een verschoningsgerechtigde was die zich op het verschoningsrecht beriep. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep op het verschoningsrecht feitelijke grondslag miste omdat uit de beslagstukken niet bleek dat er een brief van een Duitse advocaat was gefotografeerd. A contrario kan hieruit worden afgeleid dat een Duitse advocaat zich in Nederland op het verschoningsrecht kan beroepen. 44.HR 10 november 1939, Advocatenblad 1940, blz. 92 en 93 en HR 22 februari 1957, ECLI:NL:HR:1957:49, 45.Stcrt. 11 juli 1977, nr. 132, blz. 2.
46.Zie hierover J.P. Gunst & F. Bruinsma,
47.Stcrt. 10 december 1996, nr. 239, blz. 52.
49.Zie art. 2 Advocatenwet waarin de eisen worden opgesomd om te kunnen worden ingeschreven op het tableau en Gunst en Bruinsma, a.w., p. 9. Zie uitvoeriger D. de Wolff, Kernwaarden van de advocatuur, Wolters Kluwer Deventer 2020, p.36.
50.De Wolf, a.w. p. 37.
51.De Wolf, a.w. p. 39.
52.Aldus ook de minister voor Rechtsbescherming in zijn antwoord op Kamervragen die gesteld waren door Van Nispen naar aanleiding van een column van Diana de Wolff in NRC op 1 juli 2019, “Geheimen achter een cordon bedrijfsadvocaten, kan dat?”, Aanhangsel van de Handelingen, Kamerstukken II 2019-2020, nr. 103.
53.IBA International Principles on Conduct for the Legal Profession, adopted on 28 May 2011 by the International Bar Association.
54.Zie de uitvoerige (rechtsvergelijkende) conclusie van A-G Slynn op dit punt, 26 januari 1982, ECLI:EU:C:1982:17, m.n. p. 1648-1654; Fanoy a.w. p. 165-170; A. Klip, European Criminal Law, vierde druk, Intersentia, Cambridge, Antwerpen, Chicago, 2021, p. 322-323.
55.HvJ EG 18 mei 1982, ECLI:EU:C:1982:157, NJ 1983/150 (AM & S / Commissie van de Europese Gemeenschappen), par.21, 22, en 27.
56.Conclusie AG Slynn, p. 1655.
57.HvJ EU 14 september 2010, ECLI:EU:C:2010:512, (Akzo Nobel Chemicals/ Europese Commissie NJ 2010/629, m.nt. Mok.
58.Zie par. 42-47 en 57 van het arrest.
60.Zie in dit verband S. Boekman, F.A.W. Bannier en N.A. de Leon- van den Berg, Advocatentuchtrecht, Wolters Kluwer, Deventer 2021, p. 124-125, waarin onder hoofdstuk VIII Inbreuken op verordeningen, paragraaf VIII.5 Voda afdeling 5.5: praktijkuitoefening in dienst, uitsluitend tuchtrechtelijke uitspraken die betrekking hebben op geweigerde verzoeken tot beëdiging als advocaat in dienstbetrekking.
61.Zwitserland is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte Trb.1992,132.
62.Zie art. 16c Advocatenwet.
63.Het gaat dan om de klagers [klager 14] , [klager 15] en [klager 6] .
64.Onderhavige zaak speelt nog voor de Brexit. Ik heb daarom niet nagegaan in hoeverre daarin na de Brexit wijziging is gekomen.
66.Zie onder punt 28 van de cassatieschrifturen waarin gesteld wordt dat "het recht doen gelden op de aan [het beroep van advocaat] verbonden privileges" volgens de NOvA sinds 1997 zou afhangen van de aanwezigheid van een professioneel statuut - is duidelijk onjuist. Dat staat nergens en dat heeft de NOvA ook nooit gesteld.”
67.Zie De Wilde, a.w. p. 39 en 40.
69.Deze bepalingen hebben alleen betrekking op juristen/advocaten uit EU-lidstaten, EER-Landen en Zwitserland.
70.HvJEG 18 mei 1982, ECLI:EU:C: 1982:157; HvJEU 14 september 2010, ECU:EU:C:2010:512.