4.2Het hof heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende overwogen en beslist:
“
Vorderingen van de benadeelde partijen
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen voor wat betreft de ingelegde gelden, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Vordering van de [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.807,00 voor materiële schade en bestaat uit € 10.000,00 voor de aankoop van twee [H] obligaties van elk € 5.000,00, ten bewijze waarvan de inschrijfformulieren en het bewijs van (online) betaling d.d. 22 maart 2017 door hem zijn bijgevoegd, uit € 2.600,00 voor gemiste rente gedurende vier jaren en een rentevergoeding over deze gemiste rente van € 207,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Er is sprake van een zodanig nauw verband tussen de witwasgedragingen van de verdachte en de oplichting die daaraan ten grondslag heeft gelegen en de benadeelde ertoe heeft gebracht de obligaties te kopen, dat kan worden vastgesteld dat het door de verdachte gepleegde witwassen rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade heeft veroorzaakt. Het hof zal de vordering toewijzen tot het bedrag van de inleg voor de obligaties, dat wil zeggen € 10.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Over dit bedrag moet de wettelijke rente worden vergoed vanaf 22 maart 2017.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de niet uitgekeerde rente en de daarover berekende rente, is het hof van oordeel dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De grondslag van de berekening is onduidelijk en de benadeelde partij is niet ter zitting verschenen om nadere uitleg te verschaffen. Aanhouding van de behandeling van onderhavige zaak, die onderdeel is van een megazaak met meerdere verdachten, teneinde nadere inlichtingen te vragen, zou onevenredig veel tijd en vertraging opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal voor wat betreft het toegewezen deel van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 32.418,00 en bestaat voor € 31.688,00 uit materiële schade en € 750,00 uit immateriële schade. De materiële schade is ontstaan door de aankoop van tien obligaties in [projectnaam 1] van € 2.500,00 per stuk, dat wil zeggen € 25.000,00. Een bedrag van € 6.668,00 is in de vordering begrepen voor gemiste rente. Onder het kopje ‘aanvullingen’ op het schadeformulier is vermeld dat de benadeelde partij € 170,00 aan rente heeft ontvangen. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Er is sprake van een zodanig nauw verband tussen de witwasgedragingen van de verdachte en de oplichting die daaraan ten grondslag heeft gelegen en de benadeelde ertoe heeft gebracht de obligaties te kopen, dat kan worden vastgesteld dat het door de verdachte gepleegde witwassen rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade heeft veroorzaakt. Het hof zal de vordering toewijzen tot een bedrag van de inleg voor de obligaties, dat wil zeggen € 25.000,00, verminderd met de ontvangen rente van € 170,00, dat wil zeggen € 24.830,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Over dit bedrag moet de wettelijke rente worden vergoed vanaf 28 december 2016, de datum waarop de inleg blijkens het door de benadeelde partij overgelegde afschrift is overgemaakt.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De grondslag van de renteberekening is onduidelijk en de benadeelde partij is niet ter zitting verschenen om nadere uitleg te verschaffen. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de behandeling van onderhavige zaak, die onderdeel is van een megazaak met meerdere verdachten, teneinde nadere inlichtingen te vragen, zou onevenredig veel tijd en vertraging opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal voor wat betreft het toegewezen deel van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.000,00 voor materiële schade en deze bestaat geheel uit de inleg voor een obligatie in [H] . De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Er is sprake van een zodanig nauw verband tussen de witwasgedragingen van de verdachte en de oplichting die daaraan ten grondslag heeft gelegen en de benadeelde ertoe heeft gebracht de obligatie te kopen, dat kan worden vastgesteld dat het door de verdachte gepleegde witwassen rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade heeft veroorzaakt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 25.000,00 zal worden toegewezen. Over dit bedrag moet de wettelijke rente worden vergoed vanaf 20 maart 2017, de datum waarop de inschrijving/betaling van de inleg blijkens het door de benadeelde partij overgelegde e-mailbericht heeft plaatsgevonden.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 maart 2017.
Vordering van de [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 24.830,00 (vierentwintigduizend achthonderddertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 24.830,00 (vierentwintigduizend achthonderddertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 150 (honderdvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 december 2016.
Vordering van de [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 150 (honderdvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 maart 2017.”