ECLI:NL:PHR:2025:218

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
16 februari 2025
Zaaknummer
23/01665
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor openlijke geweldpleging en wederspannigheid tijdens boerenprotest

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die op 17 april 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen goederen en wederspannigheid met verenigde krachten. De veroordeling volgde op een incident dat plaatsvond tijdens een boerenprotest op 28 juni 2022 nabij de woning van de toenmalige minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal. De verdachte en andere demonstranten probeerden de politieafzetting te doorbreken door aan politieauto's te trekken en te duwen, met als doel de weg vrij te maken voor hun voertuigen. De verdachte heeft drie middelen van cassatie ingediend, waarin hij onder andere klaagt over de bewezenverklaring van openlijke geweldpleging en de strafoplegging. Het hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat zijn handelen de openbare orde heeft verstoord. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij de argumenten van de verdediging als niet overtuigend heeft bestempeld. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken die op dezelfde dag zijn behandeld.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01665
Zitting18 februari 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 17 april 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem wegens (1) “openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen” en (2) “wederspannigheid, door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 80 uren (40 dagen vervangende hechtenis), met aftrek van het voorarrest als bedoeld in art. 27 lid 1 Sr.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en M.J.J.E. Stassen, advocaat in Tilburg, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
1.3
Er bestaat samenhang met de zaken 23/01664 en 23/01663. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.4
Deze zaken spruiten voort uit een zogenaamd ‘boerenprotest’ tegen het landbouwbeleid met betrekking tot de reductie van stikstofuitstoot, waarbij op 28 juni 2022 door demonstrerende boeren met landbouwmachines in de richting van de woning van de toenmalige minister voor Natuur en Stikstof werd gereden. Door de gealarmeerde politie werden de wegen naar de woning afgezet, waarop de boeren na veel schermutselingen met de politie door de afzetting zijn gebroken en een lading hooi met mest voor de woning van de minister hebben gestort.

2.Het eerste middel

2.1
Met het eerste middel wordt opgekomen tegen de bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde, de openlijke geweldpleging tegen goederen. In het middel wordt geklaagd over het oordeel van het hof dat de verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
2.2
Ten laste van de verdachte is onder feit 1 bewezen verklaard dat:
“hij op of omstreeks 28 juni 2022 [1] te [plaats] , gemeente [...] openlijk, te weten aan de [a-straat] , in elk geval op de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten één of meer (verschillende) politieauto’s door
- een politieauto vast te pakken en/of vast te houden en heen en weer te schudden en
- (vervolgens) een politieauto te verplaatsen waardoor ruimte ontstond tussen de twee politieauto’s en
- een ruit van de politie in de slaan en/of in te gooien en
- daarbij woorden roepen ‘Ja kom op’, ‘kom maar’ of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of bevestigende gebaren maken en
- met een combine strobalen te versnipperen en/of (vervolgens) het weg spuiten/blazen van dat versnipperde hooi”.
2.3
Het hof heeft hieraan de volgende bewijsmiddelen ten grondslag gelegd:
“Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:

1.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingenvan 29

juni 2022, ondertekend door [verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 232 en 233 van het politiedossier), voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisant:
Op dinsdag 28 juni, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met incidentenafhandeling voor het team Veluwe-West.
Het huis van de minister is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Samen met meerdere eenheden hebben we de wegen rondom de woning van de minister dichtgezet. Zo stond ik, verbalisant, aan de [a-straat] kruising [d-straat] .
Ik, verbalisant, stond hier samen met een collega [verbalisant 2] .
Ik hoorde namelijk een paar gasten roepen dat ze onze dienstauto’s wel weg zouden halen. Ik hoorde ze zeggen dat ze niet weggingen voordat ze bij de woning van de minister geweest waren. Ik, verbalisant, zag dat er een combijn 2 meter van onze dienstauto stond. Ik, verbalisant, zag dat de combijn een hakselaar in onze richting richtte. Ik, verbalisant, zag dat de hakselaar aanging. Ik, verbalisant, zag dat uit de hakselaar kilo’s hooi kwam. Ik zag dat de hakselaar gericht was op ons, zijnde politieagenten. Ik, verbalisant, zag hoe het hooi in de lucht vloog. Ik, verbalisant, zag dat de collega’s onder het hooi zaten. Ik, verbalisant, zag op dat moment hoe er twee tractoren door de afzetting heenreden.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 29 juni 2022, ondertekend door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 4] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 234 en 235 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisanten:
Op dinsdag 28 juni 2022 waren wij verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] belast met de incidentenafhandeling in de gemeente [...] en [...] . Wij waren in opvallend politie-uniform gekleed en deden dienst in een opvallend politievoertuig.
Wij, verbalisanten, hadden ons voertuig gepositioneerd op de kruising [c-straat] met de [b-straat] te [plaats] . Wij zagen dat meerdere tractoren voor onze afzetting werden gezet en alle betrokkenen uit de tractoren kwamen. Wij, verbalisanten, hoorden gelijk al dat zij totaal niet blij waren met de afzetting. Wij zagen dat de betrokkenen direct erg boos en gefrustreerd ons gespannen lintje kapottrokken. Wij hoorden de betrokkenen erg geïrriteerd zeggen dat zij voor de woning van de minister wilden komen en dat hoe dan ook ons dienstvoertuig aan de kant zou gaan. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , hoorde betrokkenen zeggen dat als wij de dienstvoertuigen niet aan de kant zouden gaan zetten zij dit zelf gingen doen. Op dat moment zagen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , dat er zo ongeveer vijf tot zes man probeerden ons dienstvoertuig op te tillen.
Wij zagen dat de hakselaar het hooi begon te spuiten in de richting van ons. Wij, verbalisanten, zagen dat de hakselaar op een gegeven moment werd bijgestuurd gericht op ons. Wij stonden hieronder en werden volledig onder gesproeid met hooi. Enkele minuten later zagen wij dat de hakselaar weer werd gevuld met hooi. Wij zagen dat de hakselaar weer begon met hooi spuiten, maar dit keer werd de hakselaar gelijk gestuurd gericht op ons. Op dit moment hadden wij beide totaal geen zicht. Wij zagen een wolk van hooi waar wij volledig door waren onder gestrooid, een onwijs groot fel licht en veel geschreeuw om ons heen. Daarnaast een loeiend alarm en meerdere harde knallen mogelijk afkomstig van zwaar vuurwerk. Wij hoorden een andere betrokkene nog tegen ons zeggen: "let op er komt een grote shovel aan!". Wij zagen een groot fel licht wat op ons af kwam. Wij werden door dit licht verblind en bedachten ons geen moment en zijn gaan rennen. Ik zag dat ze richting de woning van de minister reden. Wij zagen dat onze ruit van het dienstvoertuig aan de bestuurderszijde er geheel uit lag en er hooibalen in ons voertuig waren gegooid.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 29 juni 2022, ondertekend door [verbalisant 5] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 236 tot en met 238 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisant:
Op dinsdag 28 juni 2022 had ik dienst als operationeeI commandant voor het basisteam Veluwe-West.
Afzetting zou ondersteund worden met politielint.
Uiteindelijk hebben de eenheid een afzetting, blokkade gecreëerd op de
- Kruising [b-straat] – [c-straat] .
[verbalisant 7] en ik hebben ons opvallende dienstvoertuig gepositioneerd als blokkade bij de [b-straat] – [c-straat] . Van de afzettingen meldde verreweg de meeste boeren zich bij de kruising [b-straat] – [c-straat] .
Meerdere jonge mannen gaven mij aan dat hun bedrijf kapot werd gemaakt en dat wij de politieauto's aan de kant moesten zetten. Een blonde jongen riep op: "Kom jongens, die auto moet aan de kant”, over de dienstauto. Een stuk of vijf mannen schudden aan de politieauto.
Op een gegeven moment spoot er een groot landbouwvoertuig (combine) hooi over de weg. Daarbij zag ik op enig moment ook dat er bij een opvallend Mercedes dienstvoertuig de alarmlichten gingen branden. Op enig moment zag ik dat daarbij het raam bestuurderszijde was vernield.
Ik zag dat er daarna op enig moment enkele tractoren door de afzetting [b-straat] – [c-straat] weten te komen. Ik zag dat er kennelijk door een van de tractoren die door de afzetting was gekomen een combinatie van hooi met stront was gestort voor de woning van de minister. Dat lag er eerder nog niet.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, van 29 juni 2022, ondertekend door [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 239 en 240 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisant
Op 29 (hof begrijpt 28) juni 2022 was ik belast met de incidentenafhandeling in de gemeente [...] . Omstreeks 22:00 uur diezelfde dag kreeg ik de melding om samen met mijn collega [verbalisant 2] te gaan naar de [a-straat 1] in [plaats] waar minister Van der Wal woont. Omstreeks 22:10 uur waren wij ter plaatse en pakten wij een post bij de kruising met de [a-straat] met de [d-straat] om te zorgen dat de boeren, die onderweg waren, niet naar de woning zouden kunnen komen. Ik hoorde via de portofoon dat er boeren de dienstauto wilden omgooien en ben daarom naar deze locatie toegegaan. Ik zag dat er twee dienstauto’s stonden en dat de boeren met de trekkers er niet langs konden. Ik zag dat er een combine (landbouwvoertuig) voor de dienstauto’s stond. Ik zag op een gegeven moment dat er hooibalen werden gehaald door de boeren en dat deze voor in de combine gelegd werden. Vervolgens draaide de combine en spoot hooi over de weg en over mij en mijn collega’s. Ongeveer 10 minuten later herhaalde dit zich weer en zag ik dat er boeren naar ons wezen. Ik zag dat de bestuurder van de combine zijn voertuig zo draaide om ons wederom onder het hooi te spuiten.
Ik zag dat er langs de dienstauto een trekker kwam. Ik zag dat er vervolgens nog een trekker langs de blokkade reed. Ik zag dat er collega’s op de [b-straat] liepen dat deze aan de kant moesten voor de trekker.
Vervolgens liep ik weer naar de blokkade bij de [b-straat] en zag ik dat het raam van het dienstvoertuig de Mercedes [kenteken] aan de bestuurderskant vernield was.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 29 juni 2022, ondertekend door [verbalisant 7] , hoofdinspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland (pagina 241 tot en met 244 van het politiedossier), voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisant:
Op dinsdag 28 juni 2022 was ik in dienst en was ik de officier van dienst politie voor het westelijk deel van het district Noord- en Oost Gelderland. Ik heb de dienstdoende politie-eenheden van mijn team direct naar de woning van de minister aan de [a-straat 1] te [plaats] , gedirigeerd. Binnen ongeveer 5 minuten hadden wij drie kruispunten afgezet met politieauto’s. De opvallende politieauto's hadden wij zodanig dwars op de weg gezet dat er geen voertuig (trekker) langs kon. Wij hadden de volgende kruisingen afgezet: [a-straat] - [d-straat] ; [b-straat] - [c-straat] en de kruising [b-straat] - [e-straat] .
Ik stond samen met collega [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op de kruising [b-straat] - [c-straat] . De auto van collega [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (ik noem deze auto 1) stond dwars op de noordelijk rijstrook en onze dienstauto (auto 2) stond daar schuin voor op de zuidelijke rijstrook. Er kon geen auto meer tussendoor. Om te voorkomen dat de demonstranten de trekkers zouden laten staan en te voet naar de woning zouden lopen en duidelijk te maken dat de afzetting de grens was, had ik bij iedere afzetting een lint over de weg laten spannen. Wij stonden met ongeveer vier personen per afzetting.
Op de kruising van de [b-straat] met de [c-straat] stonden wij met 4 politieagenten. Ik zag dat pal voor onze neus een grote combine ging staan. Aan de achterzijde van de combine was een soort laadbak. Ik zag dat daar een aantal strobalen in lagen. Boven op het apparaat zat een grote beweegbare buis (slurf). Een aantal mannen ging provocerend over, en letterlijk door het lint, ten teken dat ze zich niet wilden laten tegenhouden. De mannen gaven te kennen naar de woning van de minister te willen en dat wij aan de kant moesten gaan. Deze discussie hield enige tijd aan en op een gegeven moment zag ik dat een aantal mannen de politieauto (auto 1) pakten en deze aan de zijkant hard heen en weer schudden. Ik kreeg op dat moment het beeld dat ze probeerden de auto dan wel te verplaatsen dan wel op z’n kant te gooien. Ik realiseerde mij zeer goed dat wij met slechts enkele politiemensen tegenover een grote groep, in mijn beleving waren het wel honderd man, stonden.
Wij gingen achter de politieauto’s staan en ik zag de combine zodanig werd gemanoeuvreerd dat de pijp (slurf) van de combine omhoog ging en naar het weiland werd gericht. Op de straat en op de beide politieauto’s lag een dikke laag stro. Doordat de combine grote hoeveelheden stro de lucht in had geblazen hadden wij ons wat verder van de afzetting teruggetrokken. Ik hoorde veel gejoel en zag dat er weer hard aan de politieauto’s werd geschud. Ik dacht echt dat ze de auto op z'n kant wilden gooien. Ik hoorde een trekker veel toeren (geluid) maken en zag dat er vanaf de [c-straat] een trekker met daarachter een kar door de afzetting heen kwam. Ik zag dat hij de tussen auto 1 en de struiken door de [b-straat] opreed. De trekker ging half door de struiken en door de berm.
Ik zag dat achter deze trekker een tweede trekker door de afzetting reed. Nadat de stoet vertrokken was zag ik dat er van de politieauto (auto 1) de ruit van het linker voorportier (bestuurderskant) was vernield. Verder zag ik dat politieauto 2 kennelijk zo’n 1 tot 1,5 meter verschoven was. Ik zag namelijk in de modder van de deels verharde weg, achter de linker voorband een schuifspoor van ongeveer die lengte. Door het verschuiven van de politieauto was er ruimte ontstaan voor een doorgang.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 7 juli 2022, ondertekend door [verbalisant 10] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 264 en 265 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende
als relaas van voornoemde verbalisant:
Tien NN-verdachten hebben zich naar aanleiding van de getoonde beelden gemeld bij de politie. verdachte NN1 [verdachte]
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 1 juli 2022, ondertekend door [verbalisant 11] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 317 en 318 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als relaas van voornoemde verbalisant:
Ik heb de camerabeelden diverse keren bekeken, onderzocht en geanalyseerd. Ik zag samengevat het volgende:
- Ik zag op de camerabeelden "TikTok.mp4" dat de verdachte NN1 met zijn armen meerdere malen gebaren in de lucht maakte, wat opgevat zou kunnen, worden als “Kom maar". Ik zag dat kort na zijn armgebaren een tractor in beeld kwam en voorbij NN1 reed. Ik zag dat de verdachte daarna met zijn armen en handen tegelijk in de lucht deed als of hij aan het juichen was. Bij deze camerabeelden zit ook audio, ik hoorde ten tijde van deze beelden geschreeuw: "Ja kom op!". Ik hoorde daarna meerdere mensen juichen en schreeuwen.
- Ik zag dat de aanwezigen opzettelijk en met kracht tegen het dienstvoertuig duwden;
- Ik zag dat de verdachte NN1, vol met zijn gezicht in beeld, lachend weg liep van het dienstvoertuig, nadat er door een andere verdachte de ruit was ingetrapt.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 5 juli 2022, ondertekend door [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 9] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 647 tot en met 654 van het politiedossier), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
V: Hoe ontstaat dat dan dat je met zo’n groep naar die auto ging?
A: De eerste keer dat we gingen spuiten ging de politie weg. De tweede keer ging het heel snel en in overleg, zodat iedereen gelijk die politieauto kon pakken, omdat de politie er toen niet was. We hadden ze weggejaagd.
9. De ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 september 2022 door verdachte afgelegde verklaring, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als verklaring van verdachte:
We zagen de stoet in de verte rijden en besloten om er achteraan te rijden. We stonden daar met z'n allen en ik hoorde mensen roepen dat de auto aan de kant moest, toen heb ik uit emotie gehandeld en heb ik een paar te tellen aan de auto gezeten met de intentie om het aan de kant te krijgen, zodat de stoet met trekkers er langs kon.
10. De ter terechtzitting in hoger beroep door verdachte afgelegde verklaring, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende,
als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik ook ben meegereden met de stoet. Mijn bijdrage was inderdaad dat ik aan de politieauto heb gezeten met de bedoeling ruimte vrij te maken voor de trekkers die richting de woning van de minister gingen.”
2.4
Het hof heeft in het arrest de volgende bewijsoverwegingen opgenomen:

Overweging met betrekking tot het bewijs
(…)
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het duwen en trekken aan de politieauto, met het enkele doel deze te verplaatsen, niet gekwalificeerd kan worden als het plegen van openlijk geweld. Voorts kan het vernielen van de autoruit verdachte niet worden aangerekend, nu dit een gerichte eenmansactie betrof waarvoor de betreffende persoon ook veroordeeld is. Daarnaast is voor het versnipperen en blazen van hooi toestemming gegeven door de aanwezige politieambtenaren en kan dit voorts niet worden gekwalificeerd als het plegen van geweld tegen een politieauto.
(…)
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
Openlijke geweldpleging
Het hof stelt voorop dat wanneer een groep personen zich schuldig maakt aan het in het openbaar plegen van geweld, de groepsleden kunnen worden vervolgd voor openlijke geweldpleging. Dit brengt eveneens met zich mee dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. Onder geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht dient voorts te worden verstaan, elke uitoefening van lichamelijke kracht tegen een persoon of goed van niet al te geringe intensiteit, waardoor de openbare orde wordt verstoord.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Op 10 juni 2022 verschenen een tweetal kamerbrieven over het toekomstperspectief voor de landbouw en richtinggevende doelen voor stikstofreductie per Natura 2000-gebied. Hierin is opgenomen dat de stikstofuitstoot in veel delen van het land met 70% moet worden teruggedrongen. Naar aanleiding hiervan vinden in juni 2022 diverse (lokale) acties plaats. Zo werden hooibalen langs de kant van snelwegen in brand gestoken, werd er een treinspoor geblokkeerd en heeft een groep boeren op 10 juni 2022 het huis van de minister van Natuur en Stikstof, minister Van der Wal , bezocht. Nadat op 21 juni 2022 geen van de moties tegen het stikstofbeleid een meerderheid had gekregen, werden er verdere acties aangekondigd. Zo werden op 27 juni 2022 16 snelwegen op bepaalde punten volledig geblokkeerd. Ook vonden er onregelmatigheden plaats op de A1 bij Stroe.
Nadat op 28 juni 2022 bekend werd dat de stikstofplannen van de regering doorgang zouden vinden, is besloten om die avond verder te protesteren. Onder andere via appberichten werd er rond 19.30 uur afgesproken bij de carpoolplaats te [plaats] . Vanaf de carpoolplaats is een lange stoet met trekkers en auto’s vertrokken. Uiteindelijk bleek de bestemming (weer) het woonhuis van minister Van der Wal in [plaats] te zijn. Door de ver in de minderheid zijnde politie werd een drietal kruisingen in de buurt van de woning afgezet om te voorkomen dat de woning daadwerkelijk bereikt zou worden, waaronder de kruising [b-straat] - [c-straat] . Die kruising werd afgezet door een tweetal politievoertuigen en een afzetlint. Het is bij die kruising dat (het grootste gedeelte van) de stoet uiteindelijk tot stilstand kwam. De betrokkenen stapten uit hun voertuigen en duidelijk was dat zij niet blij waren met de afzetting. Ze waren al meer dan twee uur onderweg geweest en wilden dan toch bij het huis van de minister kunnen komen, aldus een van de medeverdachten. Het afzetlint werd kapotgetrokken. Vanuit de groep werd geroepen dat ze niet weg zouden gaan voordat ze bij de woning van de minister waren geweest. Ook werd vanuit de groep geroepen dat ze de dienstauto’s wel weg zouden halen. Een combine met hakselaar die met de stoet was meegekomen werd op ongeveer 2 meter van de dienstvoertuigen geparkeerd en spoot stro op de aanwezige verbalisanten, de politievoertuigen en de straat.
Op enig moment werd er iets geroepen in de trant van ‘Kom jongens, die auto moet aan de kant’. Een groep van (ongeveer) 16 personen heeft toen geprobeerd om één van de twee politieauto’s te verplaatsen door aan het voertuig te duwen en te trekken teneinde de tractoren de mogelijkheid te bieden de afzetting te omzeilen om zo door te kunnen rijden naar de woning van de minister. Ook is een ruit van de andere politieauto ingetrapt. Uiteindelijk is de door de politie gemaakte linie of afzetting doorbroken en zijn trekkers via de berm naar het huis van de minister gereden, alwaar onder andere (een combinatie van hooi en) mest is uitgestort.
Niet ter discussie staat dat verdachte zich op enig moment bij de stoet heeft aangesloten en deel heeft uitgemaakt van de groep personen die aan de politieauto heeft geduwd en getrokken.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen de politieauto. Verdachte heeft niet alleen getalsmatig de groep verstrekt, maar ook actief deelgenomen aan het trekken en duwen tegen de politieauto. Verdachte heeft daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat uitgaande van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van het duwen en trekken tegen de politieauto, dit zonder meer met een zodanige kracht is gebeurd dat daarmee het rechtsgoed (het politievoertuig) in gevaar werd gebracht. Daar komt bij dat, weliswaar niet door verdachte zelf, maar wel door een tot dezelfde groep behorend persoon binnen hetzelfde tijdsbestek de ruit van de politieauto heeft ingetrapt, waarmee ook het intrappen van de ruit onderdeel uitmaakt van het tenlastegelegde openlijke geweld. Tevens neemt het hof daarbij in aanmerking de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] inhoudende dat met de hakselaar werd gespoten om de politie af te leiden, zodat zij de auto konden verplaatsen en teneinde de tractoren de mogelijkheid te bieden de afzetting te omzeilen om zo door te kunnen rijden naar de woning van de minister, waaruit het hof afleidt dat er binnen de groep sprake was van (enig) overleg en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op het geheel van de feiten en omstandigheden waaronder het tenlastegelegde is begaan, is naar het oordeel van het hof het geweld tevens van die aard geweest dat daarmee de openbare werd verstoord.
Dat, zoals door meerdere van de verdachten is verklaard, de politie toestemming heeft gegeven voor het spuiten met de hakselaar en daarmee - zo begrijpt het hof - niet meegenomen kan worden als onderdeel van de feiten en omstandigheden waaronder het openlijke geweld is gepleegd, blijkt niet uit het dossier. Daaruit valt enkel af te leiden dat de politie, die met zo’n zeven personen ver in de minderheid was, om de situatie beheersbaar te houden en niet verder te laten escaleren, niet actief heeft opgetreden tegen het spuiten met de hakselaar en zich heeft teruggetrokken achter de afzetting.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Het hof verwerpt de verweren en komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging.”
2.5
Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang. De tenlastelegging betreft openlijke geweldpleging, gepleegd tegen een (of meerdere) politieauto(‘s). Voor een veroordeling ter zake van dit delict is niet vereist dat de verdachte zelf geweld heeft gepleegd en evenmin dat hij alle ten laste gelegde gedragingen zelf heeft verricht. Voldoende is dat wordt bewezen dat de verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Het enkel getalsmatig versterken van een groep is daarvoor niet voldoende. Maar het (vocaal) aanmoedigen van anderen kan een voldoende significante bijdrage zijn. [2] Van geweld in de zin van art. 141 Sr is sprake als een zodanige (fysieke) kracht wordt aangewend dat de openbare orde erdoor wordt verstoord. Niet is vereist dat het geweld gevolgen heeft gehad. Verwonding van personen of beschadiging van goederen is niet noodzakelijk; voldoende kan zijn dat er acuut gevaar voor zo’n gevolg is ontstaan. [3]
2.6
Het hof heeft over de gebeurtenissen op 28 juni 2022 onder meer het volgende vastgesteld. Er is een stoet met trekkers en auto’s richting het huis van de minister gereden. Een deel van de stoet is tot stilstand gekomen bij een kruispunt, dat door de politie was afgezet met twee politieauto’s en een afzetlint. Een groep personen is uit hun voertuigen gestapt en heeft te kennen gegeven niet blij te zijn met de afzetting en niet weg te gaan voordat ze bij de woning van de minister waren geweest. Het afzetlint is kapot getrokken. Ook is vanuit de groep geroepen dat ze de politieauto’s wel zouden weghalen. Een combine met hakselaar is op ongeveer 2 meter van de politieauto’s geparkeerd en heeft stro gespoten op de aanwezige verbalisanten, de politieauto’s en de straat. Een groep van (ongeveer) 16 personen heeft geprobeerd om één van de twee politieauto’s te verplaatsen door aan het voertuig te duwen en te trekken, met als doel dat de stoet de afzetting zou kunnen omzeilen en toch door zou kunnen rijden naar de woning van de minister. Ook is een ruit van de andere politieauto ingetrapt. Het hof heeft vastgesteld dat uiteindelijk de door de politie gemaakte linie of afzetting is doorbroken en dat er trekkers via de berm naar het huis van de minister zijn gereden, waar een (combinatie van hooi en) mest is uitgestort.
2.7
Specifiek over de verdachte heeft het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vastgesteld dat de verdachte actief heeft deelgenomen aan het trekken en duwen tegen een politieauto. Uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de verdachte zelf, volgt dat hij daarbij de bedoeling had deze auto te verplaatsen, zodat de trekkers langs de afzetting konden rijden richting de woning van de minister. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan bovendien worden afgeleid dat de verdachte meerdere malen met zijn armen gebaren in de lucht heeft gemaakt, welke gebaren konden worden opgevat als “kom maar”. [4] Daarmee heeft het hof bewezen kunnen achten dat de verdachte ook deze in de tenlastelegging opgenomen gedraging heeft verricht.
2.8
Het hof heeft, mede op basis van uitgelezen camerabeelden, vastgesteld dat het duwen en trekken aan de politieauto, zonder meer met een zodanige kracht is gebeurd dat daarmee de politieauto in gevaar werd gebracht. Het intrappen van de ruit heeft het hof in de openlijke geweldpleging betrokken, omdat dit intrappen is gebeurd door een (andere) persoon (dan de verdachte) die tot dezelfde groep behoorde en binnen hetzelfde tijdbestek plaatsvond als het duwen en trekken aan de politieauto. Uit de omstandigheid dat afgesproken werd met de hakselaar te spuiten om de politie af te leiden, zodat de politieauto verplaatst kon worden en doorgereden kon worden naar de woning van de minister, heeft het hof ten slotte afgeleid dat sprake was van (enig) overleg binnen de groep en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking.
2.9
Gelet op het voorgaande acht ik het oordeel van het hof dat de verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd niet onjuist en ook niet onbegrijpelijk.
2.1
Voor zover het door de verdediging in hoger beroep gevoerde – andersluidende – verweer als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zou kunnen worden aangemerkt, heeft het hof hierop voldoende gerespondeerd, nu deze afwijking besloten ligt in het – door mij als niet onbegrijpelijk aangemerkte – oordeel van het hof. [5]
2.11
Het middel faalt.

3.Het tweede middel

3.1
Het tweede middel keert zich tegen de bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde. Gesteld wordt dat het oordeel van het hof dat sprake is van wederspannigheid als bedoeld in art. 180 Sr, in het licht van hetgeen in hoger beroep hiertegen door de verdediging is aangevoerd, onbegrijpelijk is.
3.2
Ten laste van de verdachte is onder feit 2 bewezen verklaard dat:
“hij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats] , gemeente [...] , door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 1] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] en [verbalisant 7] en [verbalisant 2] (allen politieambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het handhaven van de openbare orde vanwege het feit dat er een groot aantal tractoren onderweg waren naar de woning van minister C. van der Wal door
- een politieauto vast te pakken en/of vast te houden en heen en weer te schudden en
- (vervolgens) een politieauto te verplaatsen waardoor ruimte ontstond tussen de twee politieauto’s en
- een ruit van de politieauto in de slaan en/of in te gooien en
- daarbij woorden roepen ‘Ja kom op’, 'kom maar’ of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of bevestigende gebaren maken en
- met een combine strobalen te versnipperen en/of (vervolgens) het weg spuiten/blazen van dat versnipperde hooi”.
3.3
Het hof heeft aan deze bewezenverklaring de bewijsmiddelen ten grondslag gelegd zoals deze hiervoor onder 2.3 zijn weergegeven.
3.4
Het hof heeft in het arrest de volgende bewijsoverwegingen opgenomen:

Overweging met betrekking tot het bewijs
(…)
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. (…)
Ten aanzien van de wederspannigheid heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het proberen te verplaatsen van de politieauto geen wederspannigheid oplevert, omdat wederspannigheid ziet op het gewelddadige actieve verzet tegen een actief optredende ambtenaar die een handeling verricht. Ook kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.
(…)
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
(…)
Wederspannigheid
Het hof stelt voorop dat onder het plegen van verzet tegen politieambtenaren moet worden verstaan het weerstreven van de ondernomen ambtshandeling.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zoals hiervoor al weergegeven stelt het hof vast dat verdachte samen met anderen de politieauto heeft geprobeerd te verplaatsen met het doel de tractoren door te laten. Het doorlaten van de tractoren is juist hetgeen de politie, door het plaatsen van de afzettingen, probeerde te voorkomen. Het was voor iedere aanwezige volkomen duidelijk dat het de bedoeling was te voorkomen dat de demonstranten de woning van de minister zouden bereiken. De verdachte heeft daarmee de ondernomen ambtshandeling tegengewerkt en zich derhalve schuldig gemaakt aan wederspannigheid.
Het verweer van de raadsman dat van wederspannigheid slechts sprake is wanneer een verdachte zich
fysiekverzet tegen een
concrete actievan een verbalisant, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht en getuigt daarmee van een onjuiste rechtsopvatting.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met verenigde krachten gepleegd. Het hof verwerpt de verweren.”
3.5
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich – met een of meer anderen “in verenigde krachten” – met geweld heeft verzet tegen een aantal politieagenten die bezig waren met het handhaven van de openbare orde vanwege een stoet met (onder meer) tractoren die onderweg was naar de woning van de minister. Voor de bespreking van het middel is het volgende van belang.
3.6
Verzet in de zin van art. 180 Sr betekent “het weerstreven van de ondernomen ambtshandeling”, [6] ofwel het tegenwerken van een ambtshandeling. Niet is vereist dat de betreffende politieagent door het verzet stopt met het uitvoeren van zijn ambtshandeling. Het verzet dient ingevolge art. 180 Sr plaats te vinden door middel van “geweld of bedreiging met geweld”. Voor een bewezenverklaring van wederspannigheid moet dus worden vastgesteld dat de verdachte zich door middel van geweld (of bedreiging met geweld) heeft verzet tegen een ambtshandeling. Ook wanneer ten laste is gelegd dat de wederspannigheid is gepleegd door twee of meer personen “met verenigde krachten” (ex art. 182 Sr), kan slechts een bewezenverklaring volgen, als (ook) de verdachte enige gewelddadige handeling heeft verricht. [7] Het bestanddeel “geweld” wordt in de rechtspraak ruim opgevat. Zo wordt in het kader van verzet tegen een aanhouding reeds het “rukken en trekken” aangemerkt als verzet met geweld. [8] Het enkele ballen van vuisten of aannemen van een gevechtshouding lijkt doorgaans niet als zodanig te kwalificeren. [9] De in de rechtspraak en commentaren besproken voorbeelden betreffen hoofdzakelijk gevallen van wederspannigheid bij de aanhouding van een verdachte, of vergelijkbare situaties. [10] Dat betekent niet dat wederspannigheid in de zin van art. 180 Sr is beperkt tot dergelijke situaties: ook tegen andersoortige ambtshandelingen kan verzet met geweld plaatsvinden. Dat geweld zal dan, logischerwijs, andere vormen aannemen dan de hiervoor genoemde voorbeelden.
3.7
In de onderhavige zaak heeft het hof vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een politieauto, die was geplaatst om een afzetting te vormen en daarmee tractoren te belemmeren richting de woning van de minister te rijden, heeft proberen te verplaatsen met het doel de tractoren door te laten. De ambtshandeling waartegen de verdachte zich volgens het hof heeft verzet is dus het door de politie tegenhouden, door het vormen van een politielinie, van de tractoren. Mijns inziens kan worden gezegd dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de politieagenten door die politielinie met geweld te doorbreken. Daaraan doet niet af dat de in de bewezenverklaring opgenomen gedragingen – onder meer het vastpakken, vasthouden en heen en weer schudden van de politieauto en het (vervolgens) verplaatsen van de politieauto waardoor ruimte ontstond tussen de twee politieauto’s, waaraan de verdachte volgens het hof actief heeft deelgenomen – niet (zo zeer) rechtstreeks tegen de politieambtenaren zelf is gericht, maar (vooral) tegen de politieauto. Art. 180 Sr vereist dat sprake is van verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van de bediening en dat dit gebeurt met geweld of bedreiging met geweld. Daarin lees ik niet de eis dat het geweld ook rechtstreeks tegen (het lijf van) de ambtenaren zelf moet zijn gericht. [11]
3.8
Ten overvloede merk ik op dat ook indien deze eis wel gesteld zou worden, ik meen dat het geheel van het uit de bewijsmiddelen voortvloeiende geweld (ook) kan worden aangemerkt als geweld tegen de politieagenten in kwestie. Er werd geweld uitgeoefend tegen hun dienstvoertuigen (o.a. het heen en weer schudden van een politieauto en het intrappen van een ruit) die zich blijkens de bewijsmiddelen in hun directe nabijheid bevonden. Vanuit de combine werd hooi op de politieagenten en hun voertuigen gespoten, waardoor de agenten (naar zij verklaren) geen zicht meer hadden. Tot slot werd de politielinie doorbroken en volgt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dat een aantal politieagenten kennelijk voor een tractor of shovel naar de kant hebben moeten rennen. [12]
3.9
Gelet op het voorgaande acht ik het oordeel van het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met verenigde krachten gepleegd, niet onjuist en evenmin onbegrijpelijk.
3.1
Het middel faalt.

4.Het derde middel

4.1
In het derde middel wordt geklaagd dat “het hof ten onrechte straf heeft opgelegd en daarbij heeft overwogen dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten zijn die essentieel zijn in een democratische samenleving maar dat dit absoluut geen vrijbrief is voor het plegen van strafbare feiten”.
4.2
Door de steller van het middel wordt een beroep gedaan op een arrest van het hof Den Haag in een zaak over door een klimaatactivist gepleegde vernieling en openlijke geweldpleging, dat is gewezen nadat het hof in de onderhavige zaak uitspraak heeft gedaan. [13] Het hof Den Haag heeft in die zaak de strafoplegging beperkt tot de reeds ondergane voorlopige hechtenis. In de strafmotivering heeft het hof Den Haag overwogen dat het hiermee beoogt te waarborgen dat het strafrechtelijk optreden proportioneel is en niet zo ingrijpend dat daarvan een ‘chilling effect’ uitgaat op personen die door deelname aan een protestactie gebruik willen maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting en van hun recht op vrijheid van vergadering. In de schriftuur wordt betoogd dat deze overweging van het hof Den Haag ertoe dient te leiden dat in de zaak van de verdachte “alsnog” art. 9a Sr (geen strafoplegging) wordt toegepast.
4.3
Over deze klacht kan ik kort zijn. De klacht miskent dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud en de motivering van de straftoemeting in het concrete geval in belangrijke mate bij de feitenrechter ligt. De rechter die de zaak behandelt en op basis daarvan over de feiten oordeelt, beschikt over een ruime straftoemetingsvrijheid. Dat wil zeggen dat de feitenrechter binnen de grenzen die de wet stelt, vrij is in de keuze van de op te leggen straf en in de keuze en de weging van de factoren die hij daarvoor in de concrete zaak van belang acht. De Hoge Raad stelt zich als cassatierechter terughoudend op bij de beantwoording van de vraag of de motivering van de beslissing over de straftoemeting toereikend is. De beslissing over de straftoemeting wordt in sterke mate bepaald door de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Mede gelet op de veelheid aan factoren die van belang (kunnen) zijn bij de keuze van de strafsoort en het bepalen van de hoogte van de straf kan de feitenrechter daarbij slechts tot op zekere hoogte inzicht verschaffen in en uitleg geven over de afwegingen die ten grondslag liggen aan zijn straftoemetingsbeslissing. [14]
4.4
Voor zover het middel, in algemene zin, klaagt dat de strafoplegging niet toereikend is gemotiveerd treft het – mede gelet op hetgeen onder 4.3 voorop is gesteld – evenmin doel.
Het hof heeft aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand opgelegd.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder, onder meer, in aanmerking genomen dat het handelen van de verdachte zijn oorsprong vindt in de toegenomen druk op de agrarische sector en de economische onzekerheid die dit meebrengt, wat de gevolgen zijn van de gedragingen van de verdachte voor zowel de minister en haar gezin als de openbare orde, het feit dat de verdachte een harde werker is en niet de bedoeling had vernielingen te plegen en dat uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet hierop acht ik de strafoplegging niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
4.5
Het middel faalt.

5.Conclusie

5.1
De middelen falen en zouden met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering kunnen worden afgedaan. Gelet op de aard van de zaak en de maatschappelijke context van deze zaak kan ik mij voorstellen dat de Hoge Raad wel inhoudelijk op de middelen ingaat.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.In het arrest is de bewezenverklaring weergegeven door middel van het uitstrepen van de tenlastelegging. In de bewezenverklaring ter zake van feit 1 is de zinssnede “of omstreeks 28 juni 2022” doorgestreept. Gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, betreft het doorstrepen van dit gedeelte van de tenlastelegging een kennelijke misslag. Ik heb daarom de bewezenverklaring verbeterd gelezen in die zin dat de pleegdatum “op of omstreeks 28 juni 2022” is, hetgeen ook aansluit bij de bewezenverklaring van feit 2.
2.Zie voor het juridisch kader onder meer HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209 (en de daarin weergegeven wetsgeschiedenis); HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0132; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320, NJ 2016/418 m.nt. Rozemond; HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1093 en HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:967 en de daaraan voorafgaande conclusie van AG Keulen (ECLI:NL:PHR:2022:465).
3.Zie onder meer HR 11 mei 1971, ECLI:NL:HR:1971:AB4461 (niet gepubliceerd), NJ 1971/388; HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209; HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:306 en de daaraan voorafgaande conclusie van AG Harteveld (ECLI:NL:PHR:2019:202) en HR 10 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1757.
4.Zie de bewijsmiddelen 7 (proces-verbaal van bevindingen m.b.t. uitlezen van camerabeelden, waarin gedragingen van “NN1” worden beschreven) en 6 (proces-verbaal van bevindingen, waarin is gerelateerd dat de verdachte zich naar aanleiding van getoonde beelden bij de politie heeft gemeld als zijnde “verdachte NN1”.
5.Het hof overweegt dit ook met zoveel woorden, zie p. 3 en p. 5.
6.Zie HR 31 maart 1930, ECLI:NL:HR:1930:247 (niet gepubliceerd), NJ 1930, p. 692.
7.Vglk (i.h.k.v. art. 141 (oud) Sr resp. art. 147 Sr BES) onder meer HR 9 oktober 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8600 (niet gepubliceerd), NJ 1991/30 m.nt. A.C. ‘t Hart en HR 7 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:375. Hierin verschilt art. 182 Sr met, zoals onder feit 1 ten laste gelegd, openlijke geweldpleging ex art. 141 Sr, waarin per 12 mei 2000 “met verenigde krachten” is vervangen door “in vereniging”.
8.Zie HR 22 februari 1932, NJ 1932, p. 665.
9.Zie Van Oort in SDU-commentaar bij art. 180 Sr, aant. 2.1 en Hof Amsterdam 4 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3770. Zie (anders): Hof Den Haag 25 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2750, waarin het hof oordeelde dat het “aanspannen van de spieren” verzet als bedoeld in art. 180 Sr oplevert. Ik teken aan dat tegen deze uitspraak cassatieberoep is ingesteld, maar dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat er geen cassatiemiddelen werden ingediend.
10.Zie in dit kader de conclusie van AG Paridaens van 31 augustus 2021, ECLI:NL:PHR:2021:764 (voorafgaand aan HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1592), onder 26 (met weglating van voetnoten): “
11.A.J. Machielse lijkt dit vereiste ook niet in art. 180 Sr te lezen. Zie aantekening 7 bij art. 180 Sr in Noyon/Langemeijer/Remmelink, Wetboek van Strafrecht:
12.Zie bewijsmiddel 2.
13.Hof Den Haag 11 maart 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:345.
14.Zie onder meer HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:975, NJ 2023/129 m.nt. J.M. Ten Voorde.