ECLI:NL:RBDHA:2016:10380
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ondernemer uit Den Haag, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 6.000,- die aan de eiser was opgelegd op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wegens het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 30 augustus 2014 tijdens een controle door arbeidsinspecteurs was aangetroffen terwijl hij werkzaamheden verrichtte voor de marktkraam van de eiser. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de overtreding te voorkomen. De rechtbank heeft de boete in eerste instantie bevestigd, maar na een heroverweging door de verweerder is de boete uiteindelijk verlaagd tot € 1.000,-. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om zich te houden aan de wetgeving omtrent tewerkstelling van vreemdelingen en de strenge eisen die aan de bewijsvoering van overtredingen worden gesteld.