Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Procesverloop
Overwegingen
Alle opgelegde bewaringsmaatregelen worden namelijk door de rechter op rechtmatigheid getoetst en wanneer een onrechtmatige maatregel nog voortduurt, heeft de rechter de bevoegdheid om de betrokken vreemdeling in vrijheid te stellen. [6] Daarmee voorziet het Nederlandse bewaringsstelsel in een doeltreffende voorziening in rechte en is er altijd een bevoegde rechter die de vreemdeling in vrijheid kan stellen. De rechtbank ziet geen reden om anders te oordelen en ziet, net als de Afdeling, geen reden voor het stellen van prejudiciële vragen.
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.