3.2.De minister heeft ter zitting bij de rechtbank erkend dat in de informatiefolder slechts in het algemeen staat waarom de vreemdeling in bewaring is gesteld.
(…)
Anders dan de minister betoogt, voldoet hij met het verstrekken van de informatiefolder daarom niet aan zijn informatieplicht.
(…)
Terugkoppeling aan de minister
5. Zoals de Afdeling onder 3.2 heeft overwogen, voldoet de minister met zijn aangepaste werkwijze niet aan de informatieplicht uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000. De Afdeling benadrukt dat het aan de minister is om zijn werkwijze in overeenstemming te brengen met de eisen uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000. Als de minister zijn werkwijze niet aanpast, is niet uitgesloten dat de Afdeling daaraan op termijn in concrete zaken consequenties zal verbinden, bijvoorbeeld doordat aan het algemeen belang dat met de inbewaringstelling van de vreemdeling wordt gediend, minder gewicht zal worden toegekend in relatie tot het belang dat de vreemdeling heeft bij naleving van de informatieplicht. Niet aanvaardbaar is namelijk dat het structureel niet voldoen aan de informatieplicht steeds kan worden gepasseerd langs de weg van een belangenafweging. De Afdeling acht een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf het moment van deze uitspraak, hierbij richtinggevend.
(…)
7. De rechtbank stelt vast dat de periode van zes maanden die de Afdeling richtinggevend heeft geacht, nadat de Afdeling reeds op 15 november 2023 heeft geoordeeld dat “de informatieplicht” wordt geschonden als er niet een maatregel wordt uitgereikt die is opgesteld in de taal die de vreemdeling verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die verstaat, is verstreken.
De rechtbank merkt op dat de Afdeling niet heeft overwogen dat verweerder alleen in de meest gangbare talen hoeft te voldoen aan de informatieplicht uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000. Een dergelijk onderscheid zou zich overigens ook niet verhouden met de Unierechtelijke grondslag voor dit vereiste van een rechtmatige uitreiking van de maatregel.
8. De rechtbank leest de terugkoppeling aan de minister in bovengenoemde uitspraak zo dat alleen indien er concrete en zwaarwegende belangen aan de zijde van verweerder zijn die het “algemeen belang dat met de inbewaringstelling van de vreemdeling wordt gediend” overstijgen, de schending van de informatieplicht niet reeds gevolgen zal hebben voor de rechtmatigheid van de maatregel en er bij wijze van uitzondering een nadere belangafweging zal worden verricht. In de onderhavige procedure is niet gebleken van specifieke zwaarwegende belangen van verweerder om eiser in bewaring te kunnen houden. Ten aanzien van eiser is niet voldaan aan de informatieplicht omdat de uitgereikte maatregel in de Engelse taal is gesteld en niet is gebleken en niet kan worden aangenomen dat eiser deze taal beheerst. De rechtbank verricht in de onderhavige procedure, gelet op bovengenoemde Afdelingsuitspraak van 24 juli 2024, geen nadere belangenbeweging maar verbindt aan de schending van de informatieplicht de consequentie dat de maatregel van aanvang onrechtmatig is geweest. De rechtbank zal daarom de beroepsgronden en de overige rechtmatigheidsaspecten niet meer beoordelen en het beroep gegrond verklaren omdat de informatieplicht is geschonden.
9. De overdracht aan Frankrijk is voorzien op 26 februari 2025 om 11:55 uur, dus daags na de behandeling van het beroep ter zitting en de sluiting van het onderzoek. De rechtbank heeft verweerder verzocht om, indien de overdracht is geëffectueerd en de maatregel daardoor is opgeheven, de M113 zo spoedig mogelijk aan het dossier toe te voegen. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het doen van deze uitspraak op 27 februari 2025 door verweerder geen M113 aan het dossier is toegevoegd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de overdracht niet heeft plaatsgevonden en eiser dus ten tijde van het doen van deze uitspraak in bewaring wordt gehouden. De rechtbank zal daarom niet alleen het beroep gegrond verklaren, maar tevens de opheffing van de maatregel bevelen en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser gelasten. De rechtbank zal eiser ook in aanmerking brengen voor schadevergoeding en ook bij het bepalen van de omvang hiervan, gelet op de omstandigheid dat er geen M113 is opgemaakt én is toegevoegd aan het dossier, uitgaan van de situatie dat eiser eerst heden in vrijheid wordt gesteld. De rechtbank gaat dus uit van vijftien dagen onrechtmatige vrijheidsontneming en zal hiervoor de standaardmatig gehanteerde bedragen als schadevergoeding toekennen.
10. De rechtbank spreekt gelet op de gegrondverklaring van het beroep een proceskostenveroordeling uit en stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).