In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor hun zoon en broer, referent. De aanvragen werden door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met een besluit van 23 oktober 2020, en de afwijzing werd gehandhaafd in een bestreden besluit van 22 februari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de behandeling werd geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het jongvolwassenenbeleid. Na de tussenuitspraak van 11 december 2024, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in de besluitvorming te herstellen, heeft verweerder op 20 januari 2025 een aanvullend besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder het juiste toetsingskader heeft toegepast en dat de belangenafweging in het nadeel van eisers niet onterecht is geweest. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de gebreken zijn hersteld. Eisers krijgen een proceskostenvergoeding van € 3.174,50.