Bespreking gronden over de toepassing van de Wet BPM en het beroep op interne compensatie
Zijn de kentekengegevens op de zaak betrekking hebbende stukken?
19. De kentekengegevens van een auto zijn onder meer van belang om vast te kunnen stellen of recht bestaat op (extra) leeftijdskorting. Partijen verschillen van mening over de vraag of een belastingplichtige de kentekengegevens moet aanleveren om een beroep op (extra) leeftijdskorting te onderbouwen of dat de inspecteur de kentekengegevens (ambtshalve) moet bijbrengen om een beroep op (extra) leeftijdskorting te kunnen beoordelen.
20. De rechtbank stelt voorop dat in bijna alle zaken van dit cluster de kentekengegevens bekend zijn, zodat dit geschilpunt slechts in enkele zaken daadwerkelijk speelt. De rechtbank is van oordeel dat de kentekengegevens stukken zijn die zich bevinden onder derden. Daarom zijn het geen op de zaak betrekking hebbende stukken waarop de artikelen 7:4, tweede lid, en 8:42, eerste lid, van de Awb zien.
Is op correcte wijze met het verhuurverleden (ex-rental) van een auto rekening gehouden?
21. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 28 februari 2020volgt dat bij de bepaling van de handelsinkoopwaarde geen waardedruk in aanmerking kan worden genomen voor het zijn van een ex-rental auto als de auto waarvoor BPM is voldaan niet zelf een verhuurverleden heeft. Uit deze uitspraak volgt ook dat de bewijslast, dat daarmee wél rekening moet worden gehouden omdat sprake is van een auto met een verhuurverleden, ligt bij de belastingplichtige. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Voor zover de gemachtigde anders heeft betoogd onder verwijzing naar zijn klachten over het feit dat de Hoge Raad het Unierecht (onjuist) toepast, slaagt het beroep niet. De gemachtigde heeft verder aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om nader bewijs te leveren of in bepaalde zaken sprake is van een auto met een verhuurverleden.
Is op correcte wijze rekening gehouden met extra aftrek op basis van een herziene uitdraai van AutotelexPro?
22. In de koerslijst van AutotelexPro kan aangevinkt worden dat een aftrek op de handelswaarde moet worden toegepast als gevolg van de staat van het interieur en/of de staat van het exterieur. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 28 februari 2020 over ex-rental auto's, dat een dergelijke aftrek vanwege een kenmerk van de ingevoerde auto zelf een belastingverminderend element vormt waarvoor de bewijslast bij de belastingplichtige ligt. Dit is dus een ander type kenmerk dan de "marktsituatie handelaar" waarop de uitspraak van de Hoge Raad van 15 november 2019ziet. Voor zover de gemachtigde anders betoogt, kan dat beroep niet slagen. De gemachtigde heeft verder aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om nader bewijs te leveren of in bepaalde zaken sprake is van een auto met een zodanige staat van het interieur en/of het exterieur dat daarvoor een aftrek op de handelswaarde moet worden toegepast.
Zijn de kampeerauto's correct gewaardeerd?
23. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 12 mei 2017volgt dat bij de bepaling van het afschrijvingspercentage voor een ingevoerde gebruikte kampeerauto moet worden aangesloten bij de waardedaling zoals deze zich in het economische verkeer voordoet bij vergelijkbare kampeerauto’s en dus niet van de gesloten bestelbus waarop de kampeerauto is gebaseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Voor zover de gemachtigde anders heeft betoogd onder verwijzing naar zijn klachten over het feit dat de Hoge Raad het Unierecht onjuist toepast, slaagt het beroep niet.
Is de berekening van de CO2-uitstootwaarde correct (WLTP)?
24. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 29 april 2021geoordeeld dat bij voertuigen die vallen onder de zogenoemde restantvoorraadregeling een eventueel verschil in de vastgestelde CO2-uitstootwaarde tussen geïmporteerde voertuigen en vergelijkbare voertuigen op de binnenlandse markt wordt veroorzaakt door de regeling voor restantvoorraadvoertuigen zelf. Die opent de mogelijkheid om op verzoek een eigen keuring te krijgen. De restantvoorraadvoertuigenregeling is gebaseerd op de richtlijn 2007/46/EG.De oorzaak van een eventueel verschil in de heffingsgrondslag is daarom niet gelegen in het nationale systeem van heffing van BPM en daardoor kan ook geen sprake zijn van een verboden onderscheid als bedoeld in artikel 110 van het VWEU.
Bestaat recht op een vermindering vanwege extra leeftijdskorting (ELK), gunstiger voortijds tarief (artikel 16a van de Wet BPM) of een gunstiger tussentijds tarief (artikel 10b van de Wet BPM)?
25. Op grond van het Kaderbesluit van 16 juni 2015kan recht bestaan op extra leeftijdskorting vanwege het tijdsverloop tussen de aangifte en het moment van tenaamstelling. De extra leeftijdskorting wordt bepaald door het bij de aangifte verkregen (herrekende) bruto-bpm bedrag te vermenigvuldigen met het procentuele verschil van de tabel op het moment van aangifte en tenaamstelling, zoals die blijkt uit de kentekengegevens.
26. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 mei 2020volgt dat in bepaalde gevallen de bruto BPM berekend mag worden naar een voorgaand tarief als gevolg van de toepassing van artikel 110 van het VWEU op artikel 16a van de Wet BPM. Dit is het geval als het verschil tussen enerzijds het voor de registratie van de auto te heffen bedrag aan BPM, berekend naar het ten tijde van de eerste toelating geldende tarief, en anderzijds het restbedrag aan BPM dat wordt geacht te rusten op gelijksoortige in Nederland gebruikte motorrijtuigen, uitsluitend kan worden teruggevoerd op toepassing van artikel 16a van de Wet BPM. Dat is het geval indien aannemelijk is dat op het tijdstip van de registratie van de auto in Nederland gebruikte auto's in de handel waren die (i) gelijksoortig zijn aan de personenauto, (ii) een gelijke handelsinkoopwaarde hebben, (iii) in de eerste twee maanden na een tariefwijziging voor het eerst op de weg in Nederland zijn toegelaten, en (iv) ter zake waarvan BPM is geheven naar het gunstiger voortijds tarief met toepassing van artikel 16a van de Wet BPM.
27. Op grond van artikel 10b van de Wet BPM kan bij gebruikte auto's worden uitgegaan van de meest gunstige maatstaf en het meest gunstige tarief dat heeft gegolden sinds de datum eerste toelating.
28. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 12 oktober 2021onder meer geoordeeld – kort weergegeven – dat als een belanghebbende een beroep doet op één van deze drie belastingverminderende bepalingen en daarnaast sprake is van een courante auto en de inspecteur overigens over alle benodigde objectieve gegevens beschikt, het op de weg van de inspecteur ligt om naar aanleiding van de algemene stelling dat recht bestaat op een belastingvermindering uit te rekenen of en, zo ja, tot welk bedrag, recht bestaat op die belastingvermindering. De inspecteur heeft verklaard het niet eens te zijn met deze uitspraak en verwezen naar andersluidende uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam.Desalniettemin heeft de inspecteur in de za(a)k(en) waarop deze uitspraak ziet om louter proceseconomische redenen beoordeeld of recht bestaat op ELK of een vermindering wegens een gunstiger voortijds tarief (artikel 16a BPM). Desgevraagd heeft de gemachtigde aangegeven de berekeningen van de inspecteur niet te hebben gecontroleerd en ook geen gelegenheid wil krijgen om dat alsnog te doen.
29. Ten aanzien van een vermindering vanwege een mogelijk gunstiger tussentijds tarief heeft de inspecteur erop gewezen dat in het aangifteformulier BPM duidelijk wordt uitgelegd dat het laagste tussenliggend tarief kan worden gekozen en hoe dat kan worden berekend. Omdat de aangiften over het algemeen worden ingediend door een ter zake deskundige (een handelaar zelf dan wel een gemachtigde), mag worden aangenomen dat het gunstigste tarief is gekozen. Dit vermoeden wordt verder bevestigd door bevindingen tijdens de controle op een gunstiger voortijds tarief, aldus de inspecteur. Daaruit volgt namelijk met enige regelmaat dat daadwerkelijk voor een (tussentijds) tarief is gekozen dat gunstiger uitpakt dan het voortijds tarief van artikel 16a BPM. De gemachtigde heeft dit betoog niet gemotiveerd weersproken. Gelet hierop, acht de rechtbank het vermoeden dat bij het indienen van de aangifte het gunstigste tussentijds tarief is gekozen aannemelijk gemaakt. Het ligt dan op de weg van de belanghebbende om dit vermoeden in een concreet geval te ontzenuwen.
Moet een correctie "bijstelling dealersituatie" worden toegestaan (Eurotaxglass's)?
30. Tussen partijen is niet in geschil dat als bij de aangifte een koerslijst van Eurotaxglass's is gebruikt een correctie vanwege "bijstelling dealersituatie" – oftewel "marktsituatie handelaar" – moet worden toegepast. Dit volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 15 november 2019.De rechtbank heeft onderzocht in welke zaken een koerslijst van Eurotaxglass's is gebruikt bij de aangifte, ook als die is gedaan met een taxatie. In die gevallen heeft de inspecteur uitgerekend tot welke teruggaaf dat zou kunnen leiden.
Kan verweerder zich beroepen op interne compensatie?
31. Voor zover recht zou bestaan op een teruggaaf wegens ELK, 16a BPM of Eurotaxglass's, heeft de inspecteur zich beroepen op interne compensatie. In de eerste plaats voor die gevallen waarin aangifte is gedaan van een schadeauto waarbij in het taxatierapport 100% van de schade als waardevermindering is genomen zonder dat hiervoor een nadere motivering in de aangifte is gegeven. In de tweede plaats voor die gevallen waarin bij de aangifte rekening is gehouden met een verhuurverleden terwijl dat niet aannemelijk is gemaakt, en in de derde plaats voor die gevallen waarin belanghebbende de historische nieuwprijs heeft bepaald door uit te gaan van de hogere CO2-uitstoot van de ingevoerde auto, terwijl de afschrijving is bepaald aan de hand van een in een koerslijst opgenomen referentie-auto die een lagere CO2-uitstoot heeft. Volgens de inspecteur moet dan ook de historische nieuwprijs van de ingevoerde auto worden berekend met inachtneming van de lagere CO2-uitstoot.
32. De rechtbank stelt voorop dat interne compensatie binnen één voldoening op aangifte is toegestaan.
33. Wat de aftrek van schade betreft, volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2020dat een belastingplichtige, bij betwisting, aannemelijk moet maken dat en in hoeverre de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd als gevolg van de beschadigingen. De inspecteur beroept zich in wezen op de zogenoemde 72%-regeling die is neergelegd in onderdeel 3.5 van bijlage I bij de Uitvoeringsregeling BPM. Deze regeling houdt in dat in een taxatierapport de waardevermindering als gevolg van schade wordt vastgesteld door het schadebedrag te vermenigvuldigen met 72% en dat, als de taxateur van mening is dat de waardevermindering voor het te taxeren motorrijtuig hoger is dan deze norm, dit gemotiveerd moet worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat door herstel van schade die niet het gevolg is van normaal gebruik ook beschadigingen verdwijnen die het gevolg zijn van normaal gebruik.Gelet hierop kan de inspecteur zich bij het ontbreken van een dergelijke motivering van de taxateur op het standpunt stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de waardevermindering meer bedraagt dan 72% van de herstelkosten van schade die niet het gevolg is van normaal gebruik. Het beroep op interne compensatie kan daarom in beginsel slagen in die zaken waarin 100% van het begrote schadebedrag in aftrek is gebracht zonder dat is gemotiveerd waarom in dat geval van de norm van 72% moet worden afgeweken. De gemachtigde heeft aangegeven dat geen gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om een nadere onderbouwing te geven in gevallen waarin de rechtbank de bewijslast in het nadeel van de belastingplichtige verdeelt.
34. Ook het beroep op interne compensatie in zaken waarin bij de aangifte rekening is gehouden met een verhuurverleden kan in beginsel slagen als de inspecteur stelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto daadwerkelijk een verhuurverleden heeft. De gemachtigde heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid in voorkomend geval daarvan bewijs te leveren.
35. De rechtbank is tot slot van oordeel dat uit de uitspraken van de Hoge Raad van 2 maart 2012en van 20 mei 2022volgt dat de afschrijving op de bpm de afschrijving van de waarde van de referentie-auto volgt. De CO2-uitstoot van de referentie-auto is een kenmerk van dat voertuig, zodat de bruto-bpm van dat voertuig ook als uitgangspunt moet dienen en niet een bruto bpm zoals die zou horen bij de (hogere) CO2-uitstoot van de ingevoerde auto. Daarom heeft de inspecteur zich terecht op het standpunt gesteld dat bij de bepaling van de afschrijving de historische nieuwprijs moet worden bepaald op basis van de bruto-bpm van de referentie-auto.