Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2025;
 - het incidentele verzoek op grond van artikel 195 Rv tevens houdende conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie;
 - de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met een incidenteel verzoek;
 - de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
 - de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
 
3. De feiten
4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten
5. De beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in de incidenten
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisende/verzoekende partij] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van de overeenkomst van 16 december 1999 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: [nummer] – Spaar Select B.V. ”,
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
 - dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
 - dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
 - dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
 
€ 135,00