ECLI:NL:RBMNE:2025:5463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
11684149 UC EXPL 25-3930 D/954
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake Dexia effectenleaseovereenkomsten en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, en Dexia Nederland B.V. De eiser heeft via een tussenpersoon effectenleaseovereenkomsten gesloten met Dexia, waarbij hij geld leende om aandelen te kopen. Na verkoop van de aandelen heeft de eiser verlies geleden en vordert hij schadevergoeding van Dexia. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor beleggingsadvies. De rechter heeft geoordeeld dat Dexia de door de eiser geleden schade volledig moet vergoeden, inclusief wettelijke rente. De vordering van Dexia in reconventie is afgewezen. De proceskosten zijn voor Dexia, die als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11684149 UC EXPL 25-3930 D/954
Vonnis van 24 september 2025
inzake
[eisende/verwerende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eisende/verwerende partij] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Dexia,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende/verzoekende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.

1.Kern van de zaak

1.1.
[eisende/verwerende partij] heeft via een tussenpersoon een of meer effectenleaseovereenkomsten gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia. Die overeenkomst(en) hield(en) het volgende in. [eisende/verwerende partij] leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. [eisende/verwerende partij] betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomst(en) werden de aandelen verkocht en moest [eisende/verwerende partij] het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat [eisende/verwerende partij] verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door [eisende/verwerende partij] geleden schade helemaal moet vergoeden.
1.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door [eisende/verwerende partij] geleden schade helemaal moet vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 april 2025;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
2.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

3. De feiten

3.1.
[eisende/verwerende partij] heeft de volgende leaseovereenkomsten (verder: de overeenkomsten) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
22-03-2001
Allround Effect
II.
[contractnummer]
22-03-2001
Capital Effect
3.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
24-05-2004
- € 1.722,01
Ja
II.
24-05-2004
- € 2.793,81
Ja
3.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisende/verwerende partij] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 6.014,21 aan maandtermijnen en een bedrag van € 4.515,82 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisende/verwerende partij] € 536,40 aan dividenden ontvangen en € 170,45 aan fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 4.194,81 aan [eisende/verwerende partij] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
3.4.
De gemachtigde van [eisende/verwerende partij] , Leaseproces, heeft bij brief van 6 maart 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en het verzoek in het incident

4.1.
[eisende/verwerende partij] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende/verwerende partij] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eisende/verwerende partij] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisende/verwerende partij] van al datgene dat [eisende/verwerende partij] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisende/verwerende partij] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, met een, naar de kantonrechter begrijpt, onvoorwaardelijk incidenteel verzoek waarbij Dexia vordert, dan wel verzoekt (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eisende/verwerende partij] zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier, althans van andere schriftelijke documenten waar de door Leaseproces namens [eisende/verwerende partij] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eisende/verwerende partij] gesloten overeenkomsten met de nummers [contractnummer] en [contractnummer] niets meer aan [eisende/verwerende partij] verschuldigd is,
 [eisende/verwerende partij] zal veroordelen in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en het verzoek in het incident
algemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisende/verwerende partij] .
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisende/verwerende partij] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisende/verwerende partij] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
5.5.
[eisende/verwerende partij] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select (verder ook: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisende/verwerende partij] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisende/verwerende partij] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisende/verwerende partij] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eisende/verwerende partij] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisende/verwerende partij] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.7.
[eisende/verwerende partij] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisende/verwerende partij] werd ongevraagd aan de deur benaderd door twee adviseurs van Spaar Select. De adviseurs stelden voor om de financiële situatie van [eisende/verwerende partij] door te nemen. [eisende/verwerende partij] heeft hiermee ingestemd en beide adviseurs binnengelaten. Tijdens het eerste gesprek nam één van de adviseurs, de heer [adviseur] (hierna te noemen: ‘adviseur’) telkens het woord. De adviseur heeft geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eisende/verwerende partij] . Zo is met de adviseur gesproken over het inkomen, het werk, de maandlasten, en de gezinssituatie van [eisende/verwerende partij] . Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eisende/verwerende partij] om zijn pensioen aan te vullen. Het bleek namelijk dat de werkgever van [eisende/verwerende partij] negen jaar lang geen pensioenpremie had afgedragen en hierdoor had [eisende/verwerende partij] een gat in zijn pensioen. Dat pensioen gat wilde [eisende/verwerende partij] graag opvullen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist. De adviseur adviseerde [eisende/verwerende partij] om een Allround Effect product en een Capital Effect product van Bank Labouchere af te sluiten met respectievelijk een maandelijkse inleg van ongeveer NLG 150,00 en een maandelijkse inleg van ongeveer NLG 200,00. De adviseur vroeg aan [eisende/verwerende partij] op welke leeftijd hij ongeveer met pensioen zou willen gaan en heeft op basis daarvan berekend dat [eisende/verwerende partij] met een maandelijkse inleg van NLG 350,00 zijn doel zou kunnen behalen. De adviseur adviseerde vervolgens om dit bedrag te spreiden over een Allround Effect product en een Capital Effect product. Volgens de adviseur zou [eisende/verwerende partij] namelijk op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eisende/verwerende partij] zijn pensioen zou kunnen aanvullen. Het Allround Effect product en het Capital Effect product zouden beide goede producten zijn waarmee [eisende/verwerende partij] veel rendement zou kunnen behalen en de adviseur heeft zijn verhaal ondersteund aan de hand van rekenvoorbeelden. Na afloop van het gesprek heeft de adviseur deze rekenvoorbeelden weer meegenomen. [eisende/verwerende partij] had geen ervaring met belegen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden heeft [eisende/verwerende partij] het advies van de adviseur opgevolgd en een Allround Effect product van Bank Labouchere met een maandelijkse inleg van NLG 150,01, alsmede een Capital Effect product van Bank Labouchere met een maandelijkse inleg van NLG 202,72 afgesloten. De aanvraag voor het Allround Effect product en het Capital Effect product is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomsten zijn op een later moment ondertekend.
5.8.
[eisende/verwerende partij] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier voor een Allround Effect op naam van [eisende/verwerende partij] , waarop een stempel is geplaatst met onder meer de tekst
“Spaar Select B.V. [adviseur] ”,bij Naam adviseur: handgeschreven “
[adviseur]” is vermeld en ATP-nummer [nummer] is ingevuld,
- een kopie van het aanvraagformulier voor een Capital Effect op naam van [eisende/verwerende partij] , waarop een stempel is geplaatst met onder meer de tekst
“Spaar Select B.V. [adviseur] ”bij Naam adviseur: handgeschreven “
[adviseur]” is vermeld en ATP-nummer [nummer] is ingevuld,
- een kopie van de overeenkomst van 22 maart 2001 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: [nummer] -Spaar Select B.V. ”en met een stempel met onder meer de tekst “
Spaar Select B.V. [adviseur]”,
- een kopie van de overeenkomst van 22 maart 2001 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: [nummer] -Spaar Select B.V.”.
aanhoudingsverzoek
5.9.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de – door haar zo genoemde – ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden. De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
5.10.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
5.11.
Met de hiervoor weergegeven feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisende/verwerende partij] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eisende/verwerende partij] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisende/verwerende partij] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eisende/verwerende partij] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
5.12.
[eisende/verwerende partij] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [eisende/verwerende partij] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisende/verwerende partij] , had zij behoren te weten dat [eisende/verwerende partij] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia5.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisende/verwerende partij] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eisende/verwerende partij] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisende/verwerende partij] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisende/verwerende partij]5.14. De door [eisende/verwerende partij] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende/verwerende partij] heeft gehandeld door [eisende/verwerende partij] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisende/verwerende partij] niet alleen als klant aanbracht maar [eisende/verwerende partij] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat, alsmede dat Dexia de dientengevolge geleden schade dient te vergoeden.
5.15.
De als gevolg hiervan door [eisende/verwerende partij] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisende/verwerende partij] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
5.16.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.17.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisende/verwerende partij] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
het incidentele verzoek van Dexia
5.18.
Dexia verzoekt dat [eisende/verwerende partij] wordt veroordeeld een afschrift van het intakeformulier, dan wel van een ander schriftelijk document van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken waaraan de door de gemachtigde ingenomen stellingen zijn ontleend.
5.19.
Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eisende/verwerende partij] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier of anderszins dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een hoge uitzondering die maakt dat in dít geval van de beroepsbeoefenaar kan worden verlangd zich niet op zijn verschoningsrecht te beroepen. Al met al oordeelt de kantonrechter dat he incidentele verzoek van Dexia moet worden afgewezen.
5.20.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eisende/verwerende partij] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.21.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
5.22.
Omdat [eisende/verwerende partij] inhoudelijk grotendeels gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eisende/verwerende partij] gevallen.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
De proceskosten van [eisende/verwerende partij] worden begroot op:
- dagvaarding € 144,47
- griffierecht € 90,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 911,47.
5.23.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst het verzoek af,
6.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eisende/verwerende partij] , tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende/verwerende partij] heeft gehandeld door [eisende/verwerende partij] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisende/verwerende partij] niet alleen als klant aanbracht maar [eisende/verwerende partij] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.4.
verklaart voor recht dat [eisende/verwerende partij] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.5.
veroordeelt Dexia om aan [eisende/verwerende partij] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 5.15.,
6.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 911,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.10.
wijst de vorderingen af,
6.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisende/verwerende partij] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
typ:
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462, gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2025 waaronder ECLI:NL:GHARL:2025:684.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.