Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Voorts blijkt uit het dossier onvoldoende dat eiser al op of voor 6 mei 2020 zijn hoofdverblijf zou hebben verplaatst. Er zijn aanknopingspunten dat dit niet zo was. Eiser heeft bij herhaling benadrukt dat hij na 6 mei 2020 in de woning is blijven wonen en tot aan de gedwongen ontruiming woonde hij er. Eiser heeft op 13 juli 2020 verklaard dat hij nog steeds in [plaats 1] (in zijn woning) is en daar slaapt ondanks het ontbreken van nutsvoorzieningen. Eiser benadrukt tevens over een sleutel te beschikken en eisers verklaring “omdat ik geen andere woning heb” duidt erop dat hij het hoofdverblijf niet heeft verplaatst. Eiser benadrukt aan het einde van het gesprek nogmaals er te wonen en zich te schamen voor de ontstane situatie. Zijn voormalige advocate was kennelijk niet juist geïnformeerd. Eiser volgde in de zomer van 2020 een intensief behandeltraject bij een psychotherapeut. In het gesprek op 13 juli 2020 wordt opgemerkt dat eiser naar aanleiding van de uitnodiging voor 8 juli 2020, gedateerd 1 juli 2020, heeft afgezegd en de uitnodiging voor 13 juli 2020 is gedateerd op 8 juli 2020. Beide brieven zijn gestuurd naar zijn woonadres in [plaats 1] en heeft eiser tijdig ontvangen en gelezen. Ook het ontvangen van stukken van eiser duidt op een adequate reactie. Op 24 juni 2020 had eiser de sleutel bij gebrek aan een andere woning niet ingeleverd, wat erop wijst dat hij zijn hoofdverblijf daar hield. Omdat het zomer was, was het niet nodig om te stoken in de woning en het kort geding van de verhuurder om eiser uit de woning te zetten was onnodig als eiser al vertrokken was. Er was geen onduidelijkheid over eisers woon- en verblijfsituatie, het centrum van zijn bestaan was niet gewijzigd. Ook dit betreft een belastend besluit en bewijs van vertrek uit de woning ontbreekt. Er is sprake van strijd met het motiverings- en proportionaliteitsbeginsel. Verweerder gaat bij de boete gelet op het voorgaande uit van een te hoog benadelingsbedrag. Subsidiair is er sprake van verminderde verwijtbaarheid, waardoor de boete hooguit 6 x € 45,00, € 270,00 zou moeten zijn.
Beoordeling door de rechtbank
“Dit bleek onder andere uit aangetroffen productiedata op twee transformators (2016 en 2015) en op een kabel (2017). Tevens stof/vervuiling op de kappen van de armaturen, koolstoffilters en ventilator aangetroffen. Op de overloop stonden meerdere gebruikte plantenpotten en de trapleuning van de bovenste etage was vervuild met een op hennephars lijkende substantie[…]”.