Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juli 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de rolbeslissing van 31 augustus 2023;
- de akte uitlaten producties van Dexia.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 242,50, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,
- [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
“(…) [gedaagde] is in 1999 in contact gekomen met de adviseur de mevrouw [naam 3] (hierna te noemen: “de
- een kopie van het aanvraagformulier van 13 juli 1999 op naam van [gedaagde], waarop “[bedrijf]” als kantoor, “[naam 3]” als adviseur en ATP-nummer [nummer 2] is ingevuld,
[nummer 3]-[bedrijf] B.V
.,
‘Het bemiddelen in leasecontracten, spaarverzekeringen, assurantie en registergoeden alsmede holding- en financieringsactiviteiten’.
conclusie4.25. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] niets meer aan Dexia is verschuldigd en dat niet ten volle kan worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [gedaagde] is verschuldigd. Wat Dexia nog wel aan [gedaagde] is verschuldigd, kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [gedaagde], behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek een bewijsstuk overgelegd waaruit volgens [gedaagde] volgt dat Dexia het verkeerde belastingtarief (50%) heeft gebruikt. Dexia heeft enkel aangevoerd dat uit de door [gedaagde] overgelegde biljetten van proces niet volgt dat zij het hoogste inkomen van het gezin had. Uit de biljetten van een proces blijkt echter dat de man van [gedaagde] geen inkomen had. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Dexia de stellingen van [gedaagde] dat zij alleenverdiener was, onvoldoende heeft betwist. Er dient dan ook te worden uitgegaan van een fiscaal voordeel van € 1.128,96. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
€ 132,00