ECLI:NL:RBROT:2017:1492
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Discussie over verekening nabetaling Wajong-uitkering met bijstand en de rechtsmiddelen bij niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Rotterdam, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit tot terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser ontving met terugwerkende kracht vanaf 21 juni 2006 een Wajong-uitkering en had daarnaast van 1 februari 2012 tot 1 januari 2014 algemene bijstand ontvangen. De verweerder had in 2013 een specificatie van de bijstandsuitkering ter verrekening naar het Uwv gestuurd, wat leidde tot een betaling van € 28.631,82 aan verweerder. Eiser's gemachtigde verzocht in april 2016 om een terugvorderingsbesluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief van de gemachtigde geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was.
De rechtbank heeft op 28 februari 2017 geoordeeld dat er geen sprake was van niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank stelde vast dat de brief van 22 april 2016 geen aanvraag was in de zin van de Awb, omdat een terugvorderingsbesluit ambtshalve wordt genomen. Hierdoor was er geen verzuim van verweerder om een besluit te nemen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep wegens niet tijdig beslissen en oordeelde dat het reële beroep ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat eiser te lang had gewacht met het indienen van beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk was.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.I. van Strien, in aanwezigheid van griffier mr. dr. R. Stijnen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.